Als Donar met zijn hamer slaat,
Wordt het lichter buiten,
Daarna trillen de ruiten,
Tot het niet meer gaat.
Donar slaat woest links en rechts,
Een knal en flitsen,
De donder laat zich ophitsen,
Het regent het stormt of miezert slechts.
De bliksem komt op aarde neer,
De donder is oorverdovend,
De flitsen van het zicht berovend
Een plek van vredigheid is er niet meer.
En dan is Donar inmiddels moe,
Terwijl de regen uit de hemel gutste,
Legt hij zijn arm te ruste,
Hij gaat liggen en sluit zijn ogen toe.