De lange snikken van de herfst,
Zo verhaalt een Frans gedicht,
Maar het verhaalt niet,
Over het gouden van het licht,
Of over rode bladeren,
In de kruinen van de boom,
Het heeft het over aftakeling,
En is dus eigenlijk een dodendroom.
In het seizoen na de zomer,
Wanneer het groen de wereld verlaat,
De oostenwind gaat brullen,
Het vroege ochtendlicht niet meer bestaat,
Denken wij met melancholie,
Aan de zomer net geweest,
De warme winden en zomerlicht,
De vruchten van een zomerfeest.
Liefdes gevonden en verloren,
Worden in de herfst gesmoord,
De aftakeling van het leven,
Dat ook bij de seizoenen hoort,
Maar als de herfst is gekomen,
En de winter is gegaan,
Dan wordt het vanzelf weer lente,
En zal 't groene weer bestaan.