Ik hou van jou,
van je haren en je mond,
van je perfecte kont,
van je niet te dunne benen,
van je borsten en je tenen,
je nagels zijn niet al te lang,
je wimpers maken mij niet bang,
als je glimlach mij toeschijnt,
is het of alle werkelijkheid verdwijnt.
Ik hou van jou,
je krulletjes en van je lippen,
van je onderbroek waar je je in laat glippen,
je strakke slobberbroek,
je lieve tepels en je schouderdoek,
je handen zijn zacht als satijn,
zelfs jou boze blik doet mij geen pijn,
en als je lacht om een flauwe grap,
lijkt mijn wereld iets te krap.
Ik hou van jou,
van je kapsel en je tanden,
hoe jij je achterste laat bruinen in warme landen,
hoe je trefzeker door het leven gaat,
borst vooruit en nooit een stap overslaat,
als je zwaait met je ranke vingers,
lijken je pupillen vol met slingers,
en wanneer je mondhoeken krullen,
is het of zware klokken de vloer trillen zullen.
Ik hou van jou,
zoals je bent en zal zijn,
want je bent tegelijk groot en zo klein,
ik wil toch graag dat ik van je houden kon,
en dat ik je niet naast mij verzon,
een schim in de verte een droom van ver,
nu ben je onbereikbaar als een ster,
dat ik zou dichten over je borsten en je kont,
maar ik wil enkel dat je bestond.