Kilometers aan een gesloten blik,
Gevormd in het hart van een stervende ster,
Bruine mensen groot klein en dik,
Van hun eigen plek naar plek in her.
Aangedreven door brandstof,
Gewonnen uit rottend materiaal,
Van planten en dieren ooit geleefd,
Bewegen zij langzaam allemaal.
En dat terwijl die dieren en dingen,
Dat nooit zo hadden bedoeld,
Stel jij voor dat jouw eigen resten,
Door een motor tot energie en rook zal worden gespoeld.
Maar ook ik gooi die dode dingen,
Zonder gevoel in mijn tank,
Als de prijs laag is kan ik bijna zingen,
Terwijl ik mijn blikje beestje doordrenk.
En nu sluit ik weer aan,
Bij het aaneengesloten blik,
Dat ik betaal voor stilstaan,
De gekste nog die ben ik.