Op de oostoever van de Noordzee,
daar woont een volkje nuchter en tevree,
ze lijken in het land van melk en honing,
en éénmaal per jaar eren ze hun koning.
Dan gaan alle remmen los,
echt iedereen is de klos,
de nuchterheid is verdwenen,
en je ziet dat ze het echt menen.
Rommelmarkten langs de straten,
die zijn voor vandaag niet verlaten,
kermis en kinderen overal,
allemaal doen ze mee aan het oranjebal.
De koning en vorst komt die dag naar buiten,
bezoekt zijn onderdanen en schavuiten,
hij neemt zijn vrouw en kinderen mee,
door het land van weltevree.
Kijk toch de koningin eens stralen,
en bij de mensen dralen,
een hand een knuffel, niets is te veel
want vandaag ziet alles oranjegeel.
Als de zon ondergaat is het voorbij,
en zijn alle mensen weer vrij,
iedereen keert terug naar z’n eigen woning,
en nuchterheid keert terug in het land van melk en honing.