Nederland,
Mijn Nederland,
Land diep onder zee,
Jij bent als Atlantis,
Dijken en dammen zijn jouw wapens,
Daar vecht je mee,
En al jouw bondgenoten,
Dat zijn er toch ruim zeventien miljoen,
Die zouden niet weten,
Wat ze zonder jou, Nederland, zouden moeten doen.
Nederland,
Mijn Nederland,
Van vlak tot heuvelachtig,
In mijn tijd op aarde,
En reizen rond de wereld,
Zag ik nimmer een landschap zo prachtig,
Door mensenhanden gemaakt,
Door de natuur geschonken,
Heb jij immer en onversaagd,
Je plek aan de Noordzee beklonken.
Nederland,
Mijn Nederland,
Voor eeuwen ben jij bevochten,
Door koningen en dictators,
Zijn wapens ineen gevlochten,
Bloed is er vergoten,
Op onze dijken en polders,
Door zij die onze rijkdom wilden,
De rijkdom van het Limburgs heuvelland,
Tot aan Hollands’ kadebolders.
Nederland,
Mijn Nederland,
Al eeuwen ben je vrij,
Dat ik dit voor jou dichten mag,
Is een grote eer voor mij,
Op een dag als vandaag,
Dat de koning zijn verjaardag viert,
Vieren wij ook voor Nederland,
Ons landje onder zee,
Oh mijn prachtig Nederland,
Ga toch een leven lang met mij mee.