Van sprookjes en sagen,
Over lang gelee en ooit geweest,
Die verhalen over koningen en prinsessen,
Maar die over ridders,
Die interesseren mij het meest.
Verhalen over koene mannen,
In harnassen van staal,
Met geronnen bloed aan hun zwaarden,
Terwijl ze moedig en onbevreesd,
De strijd aangaan gezeten op de rug van paarden.
Ze streden tegen onrecht,
Onderdrukking van prinsen en despoten,
Die de burgers en boerenstand,
Steeds dwarszaten en bedrogen,
Met een oerbrul hebben zij menig slechterik onthand en ontmand.
En voor een romantisch avontuur,
Namen zij alle tijd,
Zowel jonkvrouw,
Hofdame,
Of een knappe boerenmeid.
Helaas zijn zij er niet meer,
Wordt ook niet langer meer bestreden,
Misschien dat dat verandert als wij eens om een man in een stalen harnas beden.