Een leven net ontsproten,
vol liefde en plezier,
een baken van hoop,
voor mensen daar en al rondom,
leefde een leven zo jong en vol vertier,
nu teniet gedaan door een idioot met een bom.
Na een fijne avond,
niemand had het verwacht,
dat deze nacht bruut zou worden verkracht,
een tientallen levens die eens waren en nu niet meer,
weggevaagd door een wolf in schapenvacht,
weer twee dozijn zielen die zich melden bij de lieve heer.
Voor de achterblijvers rest nu de pijn,
van niet meer bij de slachtoffers te kunnen zijn,
omdat niemand heeft gevraagd wordt er nu gebeden,
voor de mensen wiens levens nu al zijn geleden,
doch weet wel; ook al is deze nacht ontspoort,
dat de vrede altijd aan de horizon gloort.