De storm op de rivier,
Gelijk de storm in mijn hoofd,
Witte koppen schuimend op golven,
Maken een einde aan de rust,
De rust die was beloofd.
Het kan geen keuze vinden,
Of maken tussen land en tij,
In voors en tegens,
Onlusten,
Tussen gebroken beloftes,
Of gedachten die verontrusten.
Een toekomst zo zeker,
Kapotgespeeld door wind,
Die het water beroert,
Tot ook dat geen rust meer vindt,
In beweging gebracht en opgezweept,
Wordt het belang door het belangeloze onderstreept
Als een hyena aast de wind op de rust,
Beukt het vredige zekerheden en golven tegen de kust,
Zijn de dijken wel hoog?
Zijn de dammen wel sterk?
Is er wel genoeg gedaan aan dit verdedigingswerk?
Zit de storm uit achter ramen en deuren,
Kijk of de golven komen en de muren verscheuren,
Blijf intussen bidden en hopen op kalmte,