Kerstverhaal 2023
De fratsen van Kabouter Klaas
Midden in het bos, op een groot open veld stond een grote paddenstoel. Kabouter Klaas, die in deze paddenstoel woonde, was bekend bij alle andere kabouters in het bos. Vele kabouters keken met afgunst naar Kabouter Klaas. Waar de meeste kabouters een zware baan hadden zat Kabouter Klaas lekker in zijn paddenstoel, schijnbaar niks te doen. Toen de andere kabouters met angst en beven de rekeningen tegemoet zagen dachten ze aan Kabouter Klaas. Zijn paddenstoel was afbetaald. En daarna had hij het hele open veld erbij gekocht. Zo kon Kabouter Klaas in de zomer elke dag lekker in het zonnetje luieren. En wanneer het gras hem boven het hoofd groeide, en laten we eerlijk wezen: dat gebeurt bij kabouters heel snel! Dan huurde hij een paar herten in om het gras weer af te knabbelen.
Ja, Kabouter Klaas was een vreemde kabouter. Zijn rijkdom viel uiteraard op. Er werd gezegd dat hij die had gekregen uit een erfenis. Maar de meeste kabouters waren te netjes om ernaar te vragen, en Kabouter Klaas was te bescheiden om het te zeggen. Maar er waren nog meer vreemde dingen aan Kabouter Klaas. Hij had dan wel een gebrek aan werklust, maar ging toch soms hele dagen weg. De kabouters fluisterden dan onder elkaar dat Kabouter Klaas het bos verliet.
Of het waar was wist niemand. En waarom Kabouter Klaas, of welke kabouter ook, het bos zou willen verlaten bleef ook onbeantwoord. Buiten het bos waren akkerlanden met vreemde grote machines. En daar voorbij werd gefluisterd dat er mensen waren. Enorme en domme wezens die huizen bouwden van hout en steen omdat ze niet in een paddenstoel pasten.
Maar het kon nog vreemder. Kabouter Klaas was weer eens een paar dagen vermist geweest en was ineens weer terug. Niemand had hem zien gaan en niemand had hem terug zien komen. Hij was in alle staten geweest, zo vertelde men graag, en had uitnodigingen naar alle andere kabouters uit laten gaan. Die waren best wel verbaasd een uitnodiging te krijgen van Kabouter Klaas. De bewoner van het veld en de grote paddenstoel.
Alle kabouters werden opgeroepen naar het huis van Kabouter Klaas te komen. Deze waren op een zomeravond aangekomen op het open veld bij de paddestoel van Klaas. Dat veld was tot de millimeter afgegeten door ingehuurde herten. Overal stonden kaboutertafeltjes en kabouterstoeltjes en Kabouter Klaas had hen verwelkomd. Daarna had hij een kom gevuld met verkoolde stukjes hout en in de brand gestoken. Vervolgens had hij boven die, nu gloeiend hete, kooltjes dingen geroosterd.
Hij noemde het een barbieku! Alle kabouters hadden het een bijzondere, maar vreemde, gebeurtenis gevonden. Terwijl ze dronken van het gefrenteerde honingwater en peuzelden van het eekhoorntjesstokbrood vroegen ze zich af wat dit allemaal te betekenen had. Hoe had Kabouter Klaas dit verzonnen? En waarom had hij hen erbij betrokken? Aan het einde van de avond besloten ze dat Kabouter Klaas gewoon het beste met hen voor had en dat de zonderlinge kluizenaar hen gewoon een fijne avond had willen bezorgen.
Kabouter Klaas had blijkbaar de smaak te pakken want hij begon het bos vaker uit te nodigen. De keer daarop had hij een deel van zijn veldje af laten graven en vol laten lopen met water. Hij wilde een zwembatfeestje, zo verstonden de kabouters in elk geval. Ze werden het water in gedwongen door Kabouter Klaas, die blijkbaar de tijd van zijn leven had. Ze kregen limonade, ijs en snoep en hadden het eigenlijk wel naar hun zin. Al moesten er drie kabouters uit het water worden gered omdat ze te lang onder water waren gebleven.
Wie dacht dat het afgraven van zijn tuin de gekste stunt was die Kabouter Klaas kon doen, werd daarin teleurgesteld. Nadat hij weer een paar dagen weg was geweest was hij ineens weer terug en vroeg een paar dwergen om te helpen iets op te bouwen. Geïnteresseerd kwamen de kabouters op de volgende uitnodiging af. De toch al forse paddenstoel van Kabouter Klaas werd overschaduwd door een bouwwerk van een halve hert hoog. Het bleek een soort open bak te zijn met tribunes rond een veld en twee doelen.
Kabouter Klaas had daarna tweeëntwintig andere kabouters aangewezen, die als twee teams in het veld werden gezet en een hazelnoot als speelattribuut aangewezen. De kabouters, zowel in het veld als op de tribunes, begrepen er niks van. Ze hadden maar gedaan wat Kabouter Klaas hen op had gedragen, maar het bleef vreemd. Enkel met hun voeten mochten ze tegen de hazelnoot schoppen en moesten zo proberen te “scoren” door de hazelnoot in een ander doel te trappen.
Kabouter Klaas was in schreeuwen uitgebarsten toen een van de aangewezen spelers het probleem van het spel had geprobeerd op te lossen en de hazelnoot had opgepakt en richting het andere doel was gewandeld om de hazelnoot daarin te werpen.
Zo kwamen ze erachter dat er bij het doel blijkbaar één speler stond die de hazelnoot tegen moest houden. En wanneer er “gescoord” werd, moest het hele stadion juichen.
De arme spelers waren gedwongen geweest om twee keer drie kwartier te spelen voor Kabouter Klaas tevreden was. Hij zelf had met een fluitje over het speelveld gerend en geroepen wanneer een hazelnoot “buitenspel” was.
In elk geval zagen de kabouters de volgende stunt van Kabouter Klaas met angst en beven tegemoet. Ze wilden hem niet teleurstellen, en als hij niet zo’n dwingeland was hadden ze ook wel een leuke tijd. Maar waar haalde Kabouter Klaas deze stunts vandaan? Wie verzon het om tweeëntwintig kabouters op een veld in het midden van een gebouw te zetten en achter een hazelnoot aan te laten rennen?
Toen het kouder werd, en de eerste stormen over het bos getrokken waren, had Kabouter Klaas ineens een nieuwe gril. Hij ronselde een paar andere kabouters, noemde die “Piet” en ging met hen langs verschillende andere paddenstoelen en bomen om kleine harde koekjes aan kleine kabouterkinderen te geven. Zelf noemde hij zich “Sinterklaas”.
Dit had niet zo’n ramp hoeven te betekenen, al voelde enig katholieke kabouter zich beledigd dat Klaas zichzelf een “Sint” vond. Maar Kabouter Klaas wist er toch een vreemde draai aan te geven die iedereen de stuipen op het lijf joeg. Als dank voor het uitdelen van de kruidenkoekjes, oftewel “pepernoten”, eiste Sinterklaas dat de kabouterkinderen zouden zingen. Hij gaf ieder kind een tekst en liet ze daarna een liedje opvoeren.
Aan het einde van deze avond in december bedankte hij zijn “pieten” en ging Kabouter Klaas tevreden terug naar zijn paddenstoel. Terwijl Kabouter Klaas tevreden in bed kroop, maakte hij plannen voor zijn volgende stunt. Hij had gehoord van dit fenomeen en hij wilde hiermee het jaar passend afsluiten.
Een paar weken later werd kaboutertje Nadine wakker van gestommel in het bos. Kabouter Nadine was nog een kindkabouter en een van de slachtoffers van de Sinterklaasmanie van Kabouter Klaas. Op de Kabouterschool hadden ze slachtofferhulp gekregen omdat een hoop kabouterkinderen slecht sliepen na gedwongen te zijn over de zak van Sinterklaas te zingen. Eerst dacht Nadine dat ze dan ook door deze herinnering wakker was geschrokken. Tot ze weer gestommel hoorde en uit bed stapte.
Ze liep naar haar slaapkamer raampje en haalde de gordijnen iets weg om naar buiten te kijken. Daar zag ze een kabouter door het ondergebladerte lopen. Eerst was Nadine bang. Wat deed een kabouter midden in de nacht lopend door het bos? Het was nacht, het was koud, het was geen weer voor een gezonde kabouter om buiten te zijn.
Toen bedacht ze dat deze kabouter misschien verdwaald was. Zou ze haar ouders roepen? Dan konden die deze kabouter helpen om zijn paddenstoel terug te vinden in het nachtelijk duister. Maar Nadine was nu toch zeker al oud genoeg om het zelf te mogen, en kunnen, doen?
Ze kleedde zich snel in haar kinderkabouterkleertjes en snelde naar de voordeur. Toen ze buiten kwam zag ze de andere kabouter niet meer. Verbaasd keek ze om zich heen.
‘Meneer?’ Riep ze zacht zodat ze niemand van het bos wekken zou. ‘Meneer de kabouter?’
Geen antwoord. Zo stil ze durfde liep ze een eind van de paddenstoel waar ze woonde af, en zag toen de schaduw van de kabouter weer sluipen. Nu ze hem zo zag leek hij helemaal niet verdwaald maar met zekere stappen een pad te volgen.
Nadine trok haar stoutste kabouterschoentjes aan, hoewel ze die al aan had, en liep achter de kabouter aan. Die liep door het bos, langs de reeweide en begaf zich daarna over een kale akker.
Daar aarzelde Nadine even. Haar was verteld dat ze nooit bij de akker mochten komen. In de zomer stond het gewas er hoog en zouden ze verdwaald kunnen raken. Maar, wat erger was, er kwamen ook mensen. En als kabouters voor iets een angst hadden waren het wel mensen! Grote wezens die werkten met zware machines die rook en stoom uitbraakten. Die de akker onderhielden met veel geschreeuw en gegil. Die schoten op vogels, zwijnen en af en toe reeën!
En hier ging de kabouter die Nadine volgde, zonder nadenken, doorheen! Nadine zag hem over het omgeploegde veld lopen. Af en toe bijna struikelend over een van de ploegrichels. Hij leek een strakke lijn te lopen, van het kabouterbos naar een verzameling lichten in de verte! Een verzameling lichten die Nadine zowel angst aanjoegen als fascineerden. Wat was er bij die lichten dat deze kabouter er zo door aangetrokken werd?
Ze rende achter de kabouter aan en probeerde niet te vallen over de richels van de gerooide akker. Het licht kwam naderbij. Het bleken huizen te zijn. Nadine had weleens gehoord dat mensen niet in paddenstoelen woonden, nogal wiedes want die waren te klein. Daarom bouwden ze huizen van hout en steen. En zelfs een toren die hoog boven de huizen uit stak.
Bij een van de huizen langs de rand van het dorpje dat ze hadden bereikt, kroop de kabouter onder een tuinhekje door, snelstapte over het gazon en klom op een waterton. Daar perste hij zijn gezicht tegen een venster waar licht uit stroomde. En pas toen kon Nadine hem goed zien. Het was Kabouter Klaas! Die gekke Kabouter Klaas! Hij tuurde en tuurde door de ruit alsof hij iets zag waar hij geen genoeg van kon krijgen! Daarna nam hij iets afstand, pakte een schrijfblokje uit zijn broekzak en begon met een potloodje aantekeningen te maken.
Nadine keek ademloos toe terwijl Kabouter Klaas met een kennersblik door de ruit keek, daarna schreef hij weer dingen op.
Zo stond hij minstens een uur voor hij weer van de ton af sprong. Nadine verstopte zich achter een plant en zag Kabouter Klaas, goedgemutst, weer onder het hekje door kruipen. Daarna rende hij de akker weer op in de richting van het kabouterbos. Nadine had het inmiddels koud gekregen, maar ze vroeg zich ook af waar Kabouter Klaas naar had gekeken. Ze beklom de waterton en keek ook door de ruit.
Ze zag de woonkamer van een mensengezin. Een vrouw die een boek zat te lezen en een man die op een bank zat en naar een bewegend schilderij keek. Nu ze bij het raam stond kon Nadine met haar goede kabouter oren horen wat er werd gezegd. Blijkbaar kwam er een hoop lawaai uit het schilderij en ze hoorde de man op de bank brommen toen er ineens, abrupt, een einde kwam aan waar hij naar aan het staren was.
‘Weer reclame!’ Hoorde Nadine hem roepen. ‘Ze onderbreken reclames door programma’s tegenwoordig! En waarom? Alleen maar kerst!’
Zijn vrouw knikte boven haar boek maar zei verder niets. Nadine keek intens naar het schilderij en vroeg zich af waar de man over klaagde. Ze zag dingen die haar wel bevielen. Mensen op het schilderij die gelukkig en blij leken. Mensen op het schilderij die rond gedekte tafels zaten vol met eten. Mensen en mensenkinderen die presentjes openden! Het duurde minuten, maar Nadine keek met grote ogen.
Ze begreep nu wel waarom Kabouter Klaas hier zo graag kwam! Dit was prachtig om te zien! Dat was duidelijk niet wat de man erover dacht. Hij zuchtte opgelucht toen ineens een groen veld in beeld kwam met allemaal mannen die achter een wit stipje aan renden. Nadine herkende wat ze aan het doen waren! Dit leek veel op dat spel met die noot dat de kabouters van de zomer hadden gespeeld.
Ging Kabouter Klaas daarom naar hier? Was hij niet blij met zijn kabouterleven en wilde hij dingen van de mensen overnemen? Deed hij daarom van die rare dingen? Nadine dacht het zeker te weten. Ze klom weer van de ton en begon aan de tocht door het donker.
De dagen daarna kon Nadine haar aandacht nauwelijks bij haar schoolwerk houden. De eerste dag was ze pardoes in slaap gevallen in haar schoolbankje en had meester Uil haar naar huis gestuurd. Een vermoeide leerlinge kon hij niet gebruiken en hij dacht dat Nadine ziek was. Maar haar resultaten namen drastisch af. Toen meester Uil haar kwam vragen wat er scheelde, zei ze dat ze bang was voor Kabouter Klaas.
En dat was ook zo! Het had er leuk uit gezien, maar wat zou zijn volgende stunt zijn? Ze durfde dat laatste niet te zeggen, ze mochten het kabouterbos eigenlijk niet uit en als ze iets zeggen zou, kon Nadine niet alleen haarzelf maar ook Kabouter Klaas verraden. En dat wilde ze hem ook niet aan doen. Gelukkig toonde Meester Uil begrip, vooral na de traumatische ervaring van het zingen voor de zak van Sinterklaas en hij beloofde dat ze veilig zouden zijn voor de grillen van Kabouter Klaas.
‘Wat wil hij doen in de winter?’ Vroeg Meester Uil zich af. ‘Het is niet dat hij nú kabouters in zijn tuin kan uitnodigen!’
Dat laatste leek ook Kabouter Klaas zich te beseffen. In de dagen daarna begon het te gonzen door het bos dat Kabouter Klaas een paar bevers bereid had gevonden om een bijgebouw te maken in zijn tuin. En niet veel later kreeg iedere paddenstoel een uitnodiging. De uitnodiging stelde dat alle kabouters mochten komen eten. En er had ook een PS gestaan: ‘En misschien meer!’
Nadine begreep het niet echt. Vooral niet dat haar ouders besloten de datum vrij te houden op de kalender. En zie, op deze winteravond spoedden de kabouters zich massaal naar de open plek van Kabouter Klaas. Zijn bijgebouw was af en bestond uit een grote zaal die hij had versierd met slingers van papier. Waar vuurvliegjes voor mooie lichtjes zorgden en in het midden had hij dennestengels opgetuigd. Daaronder lagen wel tweehonderd pakjes. Voor iedere kabouter één!
En elke kabouter was gekomen. Waarom ze kwamen ondanks de vele stunts die Kabouter Klaas al uit had gehaald? Deels uit nieuwsgierigheid. Deels omdat ze dachten dat Kabouter Klaas het niet slecht bedoelde. En deels omdat het eten gratis was.
En dat was niet alleen gratis. Maar ook lekker. Kabouter Klaas had zijn best laten doen op volle tafels. Volle tafels die Nadine vreemd bekend voorkwamen van het bewegende schilderij.
Maar er was één verandering met het schilderij. Of meerdere. Het grootste deel van de kabouters begon zich steeds meer zorgen te maken over wat ze nu weer mee zouden maken. Het eten was lekker. Maar wat zou er volgen? Kabouter Klaas leek niets te merken en begon op gegeven moment met het uitdelen van bladpapier met liedjes. Daarna ging hij in het midden van het gebouw staan en klapte in zijn handen.
‘Goed!’ Brulde Kabouter Klaas op de top van zijn kunnen. ‘Ik wil dat we gaan zingen!’
Toen werden de twee kampen zichtbaar. Ouders namen hun kroost in bescherming. Maar er waren ook kabouters die opstandig keken.
‘Waarom wil jij dat?’ Vroeg een van de aanwezige kabouters die eerder van de zomer was gedwongen om achter een hazelnoot aan te klossen. ‘En waarom zouden we dat doen?’
‘Omdat het leuk is!’ Pleitte Kabouter Klaas.
‘Maar wij vinden het niet leuk!’ Schreeuwde een paar kabouters terug. ‘Jij hebt alleen maar vreemde plannen! Dan moeten we komen eten, dan moeten we zingen! We willen niets moeten! We willen gewoon kabouters zijn zoals we al waren, zonder vreemde fratsen!’
Kabouter Klaas leek uit het veld geslagen.
‘Maar het is toch leuk?’ Vroeg hij onzeker.
‘Jij vindt het leuk!’ Riep een van de kabouters. ‘Wij mogen ons zorgen gaan maken wat jij nu weer van plan bent!’
‘Ja,’ riep een ander. ‘Wij zijn slachtoffers van jouw idiote ideeën!’
‘Maar,’ begon Kabouter Klaas. ‘Jullie krijgen dadelijk een cadeautje! Als we nu gaan zingen?’
Het was echter duidelijk dat niemand hierop zat te wachten. Iemand suggereerde zelfs dat Kabouter Klaas iets heel onnatuurlijks, en anatomisch onmogelijks, met zijn cadeautjes kon doen. Ze mochten zo door de kou weer terug naar hun paddenstoelen! Waarom zouden ze luisteren naar Kabouter Klaas? Alleen omdat hij hen eten en cadeautjes gaf? Ze waren toch zeker niet om te kopen?
Toen de meeste kabouters zich opmaakten om te vertrekken kreeg Nadine medelijden met Kabouter Klaas. Hij stond zo verloren voor zijn dennentakken en stapel cadeautjes. Hij was duidelijk teleurgesteld en verdrietig.
Nadine liet haar ouders los en liep naar Kabouter Klaas, die inmiddels door zijn benen was gezakt en op de grond zat.
‘Ik wilde alleen maar een leuke avond ervan maken.’ Mompelde hij.
‘Maar dat is het niet.’ Zei Nadine.
Kabouter Klaas keek verstoord op. Het was duidelijk dat hij niet had gedacht dat iemand hem had gehoord.
‘Misschien doe je iets niet goed.’ Stelde Nadine voor. ‘De mensen op het schilderij zagen er gelukkig uit!’
‘Wat weet jij van het schilderij?’ Vroeg Kabouter Klaas verbaasd.
‘Ik heb het ook gezien.’ Zei Nadine. ‘En je doet iets verkeerd.’
‘Misschien wel.’ Kabouter Klaas dacht na. ‘Als ik de deuren nu dicht doe?’
‘Nee!’ Zei Nadine snel. ‘Je moet ze niet dwingen! Je moet juist naar ze luisteren! Neem ze desnoods mee naar het schilderij en laat ze ook kijken! Misschien begrijpen ze het dan!’
Kabouter Klaas knikte. Hij stond op, klopte Nadine op haar hoofd en ging daarna op een tafel staan.
‘Kabouters! Medekabouters! Wacht!’ Riep hij. ‘Misschien kan ik uitleggen wat ik wilde doen! Ik… maar… we moeten daarvoor wel een eindje lopen!’
‘Bekijk het maar!’
‘Nee, echt!’ Nadine sprong naast Kabouter Klaas op de tafel en gebaarde wild. ‘Hij meent het! Misschien doet hij iets niet goed, maar we moeten daarvoor kijken! Misschien hebben we er iets aan! En we moeten inderdaad even lopen!’
Nu Kabouter Klaas bijval had gekregen van een kaboutermeisje, begonnen de kabouters toch te twijfelen. Uiteindelijk gingen ze toch akkoord en besloten ze door het avondduister achter Kabouter Klaas en Nadine aan te lopen. Ze liepen door het bos, over de akker en kropen onder het tuinhek door. De hele tuin van de mensen was nu gevuld met tientallen en tientallen kabouters. Toen Nadine en Kabouter Klaas de ton op klommen en door het raam tuurden zagen ze… niks. Ze keken elkaar verbaasd aan.
‘Ik krijg het koud!’ Mompelde een kabouter rillend.
‘Wat moeten we hier? Is dit een mensentuin?’
‘Ik wil naar huis!’
‘Normaal staat dat schilderij altijd aan!’ Merkte Kabouter Klaas wanhopig op. ‘Ik kon er altijd alles op zien! Voetbal, Sinterklaas, ik dacht nog aan Halloween, maar dat vond ik iets te eng!’
‘Maar wat dan?’ Vroeg Nadine. ‘Wat nu?’
Toen hoorden ze het. Een helder geluid. Een klokkengebeier dat over het dorpje werd uitgestort.
‘Hoor je dat?’ Vroeg Nadine aan Kabouter Klaas.
‘Ja, dat is de kerk.’ Zei Kabouter Klaas die nog steeds van streek was omdat het schilderij niet werkte. ‘Ben er één keer geweest, toen waren ze een dood mens aan het begraven.’ Hij keek nog eens naar het stille schilderij in de donkere kamer. ‘Ik zou zeggen: zand erover, hier kunnen we niks mee!’
‘Maar misschien wel bij die kerk.’ Zei Nadine. ‘Zullen we daar kijken? Misschien hebben ze er ook wel een bewegend schilderij!’
Voor Kabouter Klaas kon protesteren sprong Nadine van de ton af en gebaarde aan de kabouters dat ze mee moesten lopen. Ze volgden de verlaten straten naar het midden van het dorp waar het klokgelui uit de toren kwam. De deur van het gebouw stond open en er stroomde warm licht en gezang uit.
Gelukkig waren de mensen zo opgegaan in hun gezang dat niemand de tweehonderd kabouters binnen zag komen en plaatsnemen in de hoeken van het kerkgebouw. De zang was mooi en sprak van een geboorte. Over nieuw leven. Over winternachten met wonderen. Daarna ging een man aan het hoofd van de kerk staan en begon voor te lezen uit een dik boek. Een dik boek met nog meer wonderen. Over een koningskind dat geboren zou worden.
De kabouters waren stiller dan ze ooit geweest waren en begrepen nu meer van het feest dat Kabouter Klaas had willen vieren. Dit hadden ze alleen nog gemist! Een reden voor het feest! Een feest waarvoor herders hun werk in de steek hadden gelaten en koningen een ster hadden gevolgd. Een feest voor de geboorte van een kind dat mensen zou leren vergeving te schenken.
En dat was de eerste les die ze in de praktijk brachten toen ze weer terugkwamen in de aanbouw bij Kabouter Klaas. Ze vergaven hem zijn streken en namen een cadeautje in ontvangst. En daarna begonnen ze ook te zingen. Te zingen over de wonderen van de Hemel en hoe de God die daar woonde zijn enige Zoon aan de wereld had geschonken. En wellicht had dat kind het niet door gehad, maar hij had nu ook de kabouters verenigd.
Het was laat, heel laat in de nacht toen de kabouters, sommige een beetje tipsy van de wijn, weer naar hun paddenstoelen terug gingen. Kabouter Klaas kwam Nadine nog even speciaal opzoeken om te bedanken.
‘Jij, ik, maar bovendien, dat verhaal in de kerk hebben deze avond speciaal gemaakt.’ Zei hij warm tegen het kaboutermeisje.
‘Iedereen maakte deze avond speciaal.’ Zei Nadine. ‘En ik hoop dat je de volgende keer niet zo gek meer doet.’
‘Gek?’ Vroeg Kabouter Klaas verbaasd. ‘Ik? Helemaal niet! Er komen nog zoveel dingen aan. Ik heb gehoord van valentijn! Koningsdag! En ik vraag me af wat Pasen precies inhoudt zodat ze dat ook kunnen vieren!’
Niet geheel gerustgesteld ging Nadine met haar ouders mee naar huis.
-Einde-