Kerstverhaal 2011
(De Oude Man)
Het was bitterkoud op straat. De oude man stond gelukkig voor het raam en keek uit over de straat voor zijn huis.
Hoewel hij altijd geweigerd had om “achter de geraniums” te gaan zitten. Maar de jaren en leeftijd hadden zijn wensen en dromen ingehaald tot hij met zijn pensioen thuis moest gaan zitten.
Hij voelde zich… overbodig.
Zijn vrouw was jaren geleden al overleden en begraven en daarna was het contact met zijn zoon en dochter min of meer verdwenen.
Zijn dochter woonde in Amerika waar ze werkte bij een groot bedrijf, en zijn zoon was ver in de veertig en had na vele mislukte relaties eindelijk een vrouw en een dochter weten te krijgen.
Vorig jaar had hij zijn kleindochter een paar uur gezien, een mooi meisje, een baby nog maar, maar een echte dame in de dop.
De man zag een vader met zijn zoon de wind en sneeuw trotseren met een kerstboom. De jongen en vader leken uit te zien naar het samen versieren.
De man wilde dat hij zo blij kon zijn als de twee blije en bevrijdde zielen die daar over straat gingen en de tijd die ze tegemoet gingen.
Die lag al ver achter hem, hij had wel een kerstboom, uiteraard, een neppe die te perfect was stond te stralen in de hoek van de kamer.
De man volgde met zijn ogen de vader met de boom en de jongen, goed ingepakt in dikke kleren en een goede wollen muts, die om de vader heen danste en zich een hele voorstelling leek te maken van hoe het resultaat over een paar uur in de kamer zou staan. Met waarschijnlijk vele pakjes onder de boom.
Onder de boom van de man lag slechts een enkel pakje, het cadeaupapier kon niet verhullen dat het een fors uitgevallen teddybeer was, voor zijn kleindochter.
Het was over een week kerst, en zijn zoon had, in oktober, gezegd dat als ze een gaatje vonden in hun agenda, ze langs zouden komen met de kleine.
De man verheugde zich er nu al op.
Kerstavond, de man staarde naar het cadeau en at van zijn maaltijd.
Met kerst deed hij altijd uitbundig, uiteraard want geld had hij genoeg. Hij had zijn hele leven zuinig aan gedaan en had zodoende weinig last van wat men “crisis” noemde.
De enige crisis die hij meemaakte was dat hij geen computer had, en dat was toch belangrijk nu de hele wereld zonder omhaal verkast leek te zijn naar een medium waar twintig jaar geleden nog geen ziel van gehoord leek te hebben. Hij snapte niets van die ondingen dus betaalde hij overal extra omdat hij schijnbaar een van de weinige was die een acceptgiro eiste.
Voor het eten was hij naar een restaurant geweest en had geregeld dat daar zijn lievelingskostje gemaakt werd en bij hem thuisbezorgd.
De kok had goed zijn best gedaan. Twee gebakken zalmmoten stonden op tafel, op het aanrecht stonden ook al twee borden, een bord met restjes van carpaccio, en een bord nog vol met carpaccio.
Dat was voor zijn vrouw.
Om toch een beetje samen kerst te vieren had hij de laatste foto waarop ze lachte tegenover hem gezet en daarvoor een bord eten. Hij wist dat ze niet kon eten, en als ze het zou kunnen zou ze het toch niet gedaan hebben, ze haatte vis, maar het gaf hem iemand om tegen te praten deze kerstavond. Die diende men per slot van rekening niet alleen door te brengen.
‘Ik vraag me af hoe het gaat op het werk nu.’ Zei hij tegen de foto. ‘Hoe lang ben ik daar al weg, acht jaar? Wat vliegt de tijd.’ Hij dacht aan het afscheidsfeestje, de jonge garde had deze gelegenheid aangegrepen zich een stuk in de kraag te zuipen en de oudere garde had gepraat over de toekomst van het bedrijf.
Zijn vrouw zei niets terug en keek hem glimlachend aan vanuit haar hospitaalbed, wat uiteindelijk haar sterfbed was geworden.
Hij werd ineens overvallen door een gevoel van eenzaamheid. Een sterk gevoel. Hij keek nogmaals naar het pakje onder de boom, morgen kwamen ze.
Hij had het nog niet gedacht of de bel ging.
De man schrok op en legde zijn bestek neer, wie kon dat zijn?
Snel zette hij de foto van zijn vrouw terug op de schoorsteenmantel en spoedde zich naar de voordeur.
Hij nam geen risico en liet het kettinkje zitten, zo konden ze zijn huis niet binnendringen als ze dat wilden.
Hij opende de deur en zag een meisje voor de deur staan. Het was eerder een jonge vrouw.
Ze zag er verwilderd en verwaaid uit. Een mager scharminkel.
‘Ja?’ Vroeg hij met trillende stem.
‘Oh meneer, het is kerstavond en ik heb niets te eten, heeft u misschien een stukje brood voor mij?’
De man twijfelde maar gaf toen toe.
‘Ik zal even kijken, wacht maar.’
Hij deed de deur dicht en liep naar de keuken. Hij had nog wel een kerststol die hij toch niet lustte door de spijs. Die kon ze wel hebben.
Maar toen hij het brood gepakt had zag hij de carpaccio op het aanrecht staan, en hij rook de zalm op de borden.
Hij had het voedsel van zijn vrouw nog…
De man schuifelde terug naar de deur en haalde het kettinkje los.
‘Je mag wel binnen komen, ik heb toch te veel eten.’
Het meisje keek hem opgelucht en dankbaar aan toen ze uit de koude buitenlucht naar binnen mocht, ze uitte duizenden bedankjes terwijl de man haar stoel achteruit schoof en haar het bord carpaccio onder de neus zette.
Hij keek hoe ze het vlees en de groente wegwerkte en raakten aan de praat.
Ze zei dat ze al zwierf sinds haar kindertijd, ze was gewend aan de straat, maar deze wintermaanden waren moeilijk voor haar.
Hij vertelde over het werk waar hij jaren geleden was gestopt, en ze lachten om domme acties van domme collega’s.
‘Heeft u ook wat te drinken?’ vroeg ze na een tijdje. Ze kleurde. ‘Ik vind het een beetje genant, u heeft al zo veel gedaan.’ Zei ze ademloos.
‘Oh, nee natuurlijk. Een mens moet ook drinken.’ De man stond op en schuifelde naar de kelder waar hij zijn frisdrank bewaarde.
Hij vond het echt gezellig, er was iemand om mee te praten.
Een vreemde gedachte speelde zich bij hem op. Hij kon het meisje natuurlijk in huis halen, dan was ze van de straat en hij had gezelschap. Hij kon zelfs een opleiding voor haar regelen. Het zou zijn alsof hij een nieuwe dochter had.
Om andere dingen ging het hem niet, maar hij was nu gelukkig en misschien kon hij haar ook gelukkig maken.
Hij tastte in zijn kelder rond naar de fris, het licht was jaren geleden al kapot gegaan dus hij moest alles op de… ah, daar waren de plastic flessen.
Hij pakte er eentje en terwijl de man de weg naar de top van de trap aflegde begon hij zich steeds meer te schikken in het aannemen van een “nieuwe” dochter. Hij had een groot huis…
De man kwam weer bij de woonkamer en opende de deur.
‘Zeg, ik heb een i…’ Hij viel stil.
Het meisje was er niet meer.
De deur naar de gang stond open, en hij kon de koude wind voelen die door de nu open voordeur blies.
De zalmsteaks waren verdwenen.
Ongemerkt viel de cola uit zijn hand.
‘Hallo?’ Riep hij ongerust. ‘Meisje, waar ben je?’
Zo snel als zijn oude benen het toelieten liep hij naar de voordeur en sloot die.
Hij wist wat er gebeurd was, en toen hij zich omdraaide werd zijn vrees bewaarheid. Op de schoorsteenmantel was een lege plek. De plek waar de foto van zijn vrouw had gestaan, de zilveren lijst… weg.
Vol ongeloof liep hij op de plek af, zijn ogen dwaalden door de kamer en zagen nog een lege plek.
Onder de boom stond niet langer een pakje.
Hij voelde zijn hart, zijn knieen werden week. Hij had een nieuwe dochter willen nemen, en nu was het cadeautje voor zijn kleindochter verdwenen, samen met de nieuwe dochter.
De prachtige beer die hij gekocht had was weg. Hij had uren gefantaseerd over het gelukzalige gezicht van zijn kleindochter wanneer ze de beer zou uitpakken. Hoe die over jaren op haar slaapkamer zou staan, als een soort blijvend monument aan haar grootvader.
Maar die beer was verdwenen.
De man viel neer.
Dit was niet goed, hij wilde niet neervallen. Hij wilde opstaan, hij moest een cadeau vinden voor zijn kleindochter.
Zijn hart.
De beer…
Het was koud toen de man zijn ogen weer opsloeg.
Het was weer avond, de eerste kerstdag was voorbij en al die tijd had hij op de grond gelegen.
Hij was koud, het huis was koud, de plek boven de open haard was leeg, onder de kerstboom was leeg. Ze waren niet geweest.
Vijf dagen later waren ze er allemaal, zijn kleindochter, zijn zoon, schoondochter en zelfs zijn dochter was aanwezig op de winderige begraafplaats. De kist zakte naast de plek van zijn vrouw het diepe gat in terwijl er in de verte een vuurpijl ontplofte. Het nieuwe jaar naderde.
Einde