Kerstverhaal 2020
De Reus van Rivierenland
In een dorpje in Nederland, midden tussen de grote rivieren stond een huis. Maar het was niet zomaar een huis. De voordeur was wel tachtig meter hoog, en wanneer de wolken laag hingen verdween het puntdak in de wolken. In dit enorme huis woonde de enige reus ter wereld.
Wanneer hij daar was komen wonen wist niemand meer. Maar iedereen kende het verhaal van de reus. Het was een stormnacht geweest toen hij was gekomen. Het water in de rivieren had hoog gestaan en een zwak punt in de dijk brak bijna door. Bewoners hadden zich verzameld en gooiden zandzakken op de dijk. Hopend dat het allemaal goed zou komen. Maar het liep niet goed.
Een grote golf spoelde de zandzakken weg, daarna was de dijk gaan scheuren en schuren. Als pudding was de machtige dijk ingezakt en een grote vloedgolf stroomde het laagland tussen de grote rivieren in.
Ineens was daar de reus geweest. Hij had met zijn enorme hand een bal zand gepakt en die in het gat geworpen. De overstroming werd gestopt, en de reus was een held. Hij mocht in het rivierenland komen wonen. Hij mocht er een huis bouwen en hij kreeg alles wat zijn hartje begeerde. Elke ochtend bakte de bakker het grootste brood ter wereld, die werd met een vrachtwagen naar het huis van de reus gebracht. En in de avond werden hele koeien en varkens aan het spit gebraden voor de reus. Die at deze alsof het popcorn was. Maar hij was gelukkig.
Dacht hij.
Op een ochtend in december kroop de reus uit zijn megagrote bed en rekte zich uit. Zijn gaap deed de aarde trillen en smakkend liep hij naar de voordeur en zag dat de bakker al was geweest met zijn brood. Hij scheurde een stuk van het brood af en keek vanuit de hoogte naar de bedrijvigheid in het Rivierenland. Het viel hem op dat de mensen nogal vreemd deden.
Hij zag auto’s massaal naar plekken gaan en bepakt weer terugkomen. Hij boog zich naar voren en zag een gezin uit een tuincentrum komen met een… boom.
‘Zeg?’ Vroeg de reus. ‘Wat doen jullie met die boom?’
‘Het is bijna kerst!’ Schreeuwde het gezin terug.
‘Maar waarom een boom?’ Vroeg de reus.
‘Die hangen we vol met lichtjes!’ Riep de dochter van het gezin. ‘Dan leggen we er cadeautjes onder en gaan we lekker eten. Dat is leuk en gezellig! Dat doen we met kerst!’
De reus lachte een bulderende lach waardoor het hele Rivierenland schudde. Wat waren die kleine mensjes toch maf! Wie zette nu een boom in zijn huis om het gezellig te hebben? Cadeautjes kon hij nog wel begrijpen, hij was zelf ook dol op cadeautjes. Maar om die dan onder een boom te leggen die je zelf in je woonhuis had gezet? Dat was toch zonde van de moeite?
De reus maakte zijn ochtendroutine af en ging daarna een rondje lopen langs de dijken om te kijken of die nog veilig waren. In precies tweehonderd stappen was hij het Rivierenland rond. Af en toe porde hij met zijn grote teen tegen een dijk, en wanneer die te veel meebewoog gooide hij er een handje klei op. Toen dat was gebeurd begon hij toch geïnteresseerd te raken in de kleine mensjes met hun vreemde gebruiken en hun bomen. Hij wandelde naar een dorpje zes stappen verderop en boog zich voorover om naar binnen te kunnen kijken in een van de huizen.
Hij zag dat ze bezig waren met de boom. Het hele gezin stond eromheen. Glitterende slingers werden over de takken gehangen, aan die takken werden weer glinsterende ballen gehangen. Lichtjes schenen de reus vrolijk toe. Als laatste ging er een zilveren piek bovenop de boom en nam het hele gezin een paar passen terug om hun werk te bewonderen.
De reus vond het vreemd, maar hij kon door de ruit de warmte voelen. De gezelligheid die er inderdaad binnen moest zijn.
Kon hij maar klein worden en naar binnen stappen! Wat zou dat voor een avontuur zijn om mee te helpen met die glinsterende slingers! En dan die lampjes. En kijk! Het hele gezin dronk nu warme chocolademelk met slagroom! Vader en moeder hadden er iets extra’s in gedaan bij henzelf. Maar het was… warm!
De reus hees zich weer overeind en keek twijfelend neer op het dorpje. Sommige tuinen waren versierd, ook met lichtjes. Misschien van mensen die geen bomen naar binnen wilden slepen.
Maar de reus, hij wist niet waarom, voelde ineens een verlangen om ook een boom in zijn huis te hebben. Om die te versieren en misschien om er cadeautjes onder te leggen. Er waren geen cadeautjes die hij zou willen, hij was al gelukkig met wat hij had, maar gewoon het idee dat er iets lag om uit te pakken.
Hij deed dus twee stappen naar het tuincentrum en vroeg daar om een boom. Aangezien hij de geliefde reus van het Rivierenland was kreeg hij de grootste boom die ze hadden, prachtig versierd met slingers, ballen en lichtjes.
Nu betekende dat niet veel. Terwijl de boom gemakkelijk even groot was als een woonhuis en eigenlijk bedoeld was voor pleinen was die nog niet groter dan de pink van de reus. Hij nam de boom mee naar huis en zette die naast zijn bed. De avond viel in en na zijn diner ging de reus in bed liggen. Hij keek naar de flonkerende lichtjes van de boom en viel langzaam in slaap.
De volgende ochtend werd de reus wakker. Hij geeuwde luid, rekte zich uit zodat zijn knakkende spieren een kleine aardbeving veroorzaakten. Nog half in slaap stond hij op en… krak!
De kerstboom werd verpletterd onder zijn voet. Beteuterd keerde de reus zijn voet om en zag dat de boom, zijn kerstboom, was veranderd in een wirwar van gebroken glas, gescheurde slingers en splinters.
De reus veegde zijn voet af. Het glas deerde hem niet, maar hij vond het jammer van de boom. Wat moest hij doen? Hij kon niet vragen om een nieuwe…
De reus bleef even op zijn bed zitten en bedacht toen dat deze boom gewoon te klein was geweest! Hij had een grotere boom nodig! Maar waar vond je grotere bomen?
Hij stapte naar buiten en deed zijn hand boven zijn ogen om zo ver mogelijk te kunnen kijken. Hij zag de rivieren stromen, de dorpjes en steden tot leven komen. Hij zag dat er een file stond op de snelweg. Hij zag ook uitgestrekte bossen en parken. Maar geen van de bomen daar was echt groot. Zeker niet heel veel groter dan de boom die hij net had vertrapt!
De reus aarzelde even en boog zich toen naar een groep schoolkinderen die naar school fietsten. Hij zette zijn wijsvinger op het wegdek om ze tegen te houden. Toen ze waren afgeremd boog de reus zich naar voren.
‘Waar groeit de hoogste boom?’ Vroeg hij.
De jongelingen keken elkaar even aan en richtten zich toen tot de reus.
‘Amerika!’ Riepen ze in koor zodat de reus hen kon horen. ‘Aan de andere kant van de oceaan!’
De reus had voldoende informatie. Hij besefte dat hij wel even weg zou zijn en sloot zijn huis goed af. Hij besloot maar een deel van zijn brood op te eten en de rest mee te nemen. Hij pootjebaadde zich door de noordzee en zwom een paar slagen door de Atlantische Oceaan. Daar zag hij Amerika al! De hoge gebouwen van New York tekenden zich af tegen de horizon. Het was voor het eerst dat de reus zich een beetje klein voelde toen hij daar voet aan land zette. De gebouwen waren soms hoger dan hij was. En hij kon slechts zijdelings door de straten.
De New-Yorkers waren wel wat gewend. In Amerika was niet voor niets alles “Bigger and Better” maar een reus die zich schuifelend een weg door de drukke straten van Manhattan baande was zelfs voor hen een opmerkelijk gezicht. Al snel werd de reus omsingeld door helikopters die hem filmden. Verslaggevers deden verslag tussen zijn tenen.
De reus kreeg op Broadway een beetje ademruimte en zag daar, op een van de grote schermen de president van Amerika die werd gevraagd naar de reus.
‘Ik verzeker u mensen, er is geen reus.’ Zei de president trefzeker. ‘Als er een reus is dan ben ik het. Ik bedoel: kijk naar mij, mijn handen, goede genen, mijn handen zijn groter dan wie ook. En we weten wat grote handen betekenen. Mijn oom was ook een reus, heel groot. Ik ben ook groot, daarom heb ik torens. Ik heb heel veel mooie torens waar ik in pas. Oké?’
De reus wist dus dat hij goed zat, vooral omdat op de achtergrond van de president een kerstboom stond. En die was toch zeker groter dan de man op het scherm! Dus als die man een reus was, dan was die boom dat zeker!
Even overwoog de reus om naar de president te gaan en te vragen of hij de kerstboom mee mocht nemen. Uiteindelijk besloot hij dat die waarschijnlijk ook heel veel moeite had moeten doen voor zo’n grote boom. Dus hij liep door, New York uit, stapte over de Appalachen en veroorzaakte een flinke paniek in Salt Lake City toen hij ook daar over straat zwalkte. Hij waste even zijn voeten in het grote zoutmeer. Die zaten onder het stof van de wandeling tot nu toe. Maar hij had nog altijd geen boom. Hij trok rond het meer, ging door de Rocky Mountains. In Californië keek hij om zich heen en zag daar… bomen. Enorme bomen. Groter dan hij was! Ze staken de hemel in en zagen er dan wel niet uit als kerstbomen. Maar het waren bomen! En hij kon er lichtjes in hangen, en zeer zeker niet zomaar vertrappen.
De reus had nergens anders oog voor toen hij naar de enorme bomen liep en er eentje uit de grond probeerde te trekken om mee te nemen.
Dat was voor de Amerikanen de druppel. Ze vonden het ergens wel best dat een reus door hun land zwierf. Ze hadden er ook geen probleem mee dat hij geen problemen veroorzaakte. Hij hoorde nu eenmaal bij het plaatje dat alles “bigger” was in de Verenigde Staten. Maar zomaar een boom meenemen konden ze niet door de vingers zien!
Het uitgebreide militaire apparaat kwam tot leven en tientallen helikopters omsingelden de reus, niet om hem te filmen. Maar nu om te schieten.
De reus had dit in eerste instantie niet door. De boom moest al heel oud zijn want zijn wortels zaten diep in de grond. Hij kreeg er geen beweging in! Hij stoeide, rukte, en trok met al zijn macht. En toen begon het ook nog eens te hagelen!
Grommend probeerde de reus zich te beschermen tegen de hagel die van alle kanten leek te komen. Pas toen er een raket over zijn schouder vloog en een eind verder ontplofte besefte de reus dat het geen hagel was. Hij had ook nu pas de helikopters door die dreigend op hem schoten. Het waren kogels! Geen hagelstenen!
Een beetje beduusd bleef de reus staan. Hij had er niet op gerekend dat dit niet mocht. Hij was groot en sterk genoeg om de kogels te kunnen negeren. Ze deerden hem niet. Maar hij wilde ook geen ruzie!
Hij liet de boom los en probeerde verontschuldigend te kijken. Maar toen er weer een raket hem rakelings passeerde begreep hij dat het tijd was weg te komen.
Hij sprong bijna over de Rockies, veroorzaakte een vloedgolf in het Grote Zoutmeer en denderde bij New York de Hudson weer in om terug te zwemmen naar Rivierenland.
In rivierenland sloot hij zich op in zijn huis en kwam er drie dagen niet uit. De bakkers waren verbaasd de volgende dag hun brood van gisteren aan te treffen. Een dag later vonden ze twee broden. Uiteindelijk verzamelde zich een menigte voor de enorme voordeur.
‘Moeten we niet gaan kijken?’ Vroeg een van de verzamelde mannen. ‘Misschien is zijn trip naar Amerika hem niet goed bevallen.’
‘Dat kan, maar hoe goed is niet goed.’ Een arts in een witte doktersjas keek naar zijn stethoscoop. Als er echt iets aan de hand was met de reus, hoe moest hij hem dan opereren? Het ziekenhuis was lang niet groot genoeg om de reus te bergen. En de operatiekamer helemaal niet.
‘Hoe wil je die deur open krijgen?’ Een van de bakkers leunde tegen het brood dat hij had helpen bakken. ‘Je hebt een tank nodig om aan te kloppen.’
‘Ik ga wel!’ Uit de menigte maakte een klein meisje zich los. Voor iemand haar tegen kon houden rende ze naar de voordeur, ze perste zich tussen de onderkant van de deur en de dorpel en stapte binnen.
‘Reus!’ Riep ze zo hard als ze kon. ‘Reus? Waar ben je?’
In het vage duister zag ze iets bewegen op het enorme bed.
‘Ga weg.’ Mompelde de reus zodat het tapijt krulde.
‘Nee!’ Het meisje liep naar het midden van de enige kamer die het huisje had en keek naar de rug van de reus. ‘We maken ons zorgen! Wat is er aan de hand?’
‘Ik wilde een boom.’ Zei de reus zacht. ‘Net als jullie hebben. Een echte kerst met een echte boom. Maar geen enkele boom is groot genoeg. Alleen de president van Amerika heeft een boom groot genoeg. Maar Amerika is boos omdat ik een van hun bomen mee wilde nemen.’
‘Amerika is wel vaker boos op mensen.’ Zei het meisje wijs. ‘Dus wat is het probleem?’
‘Ik heb geen boom. Dus ik kan geen kerst vieren, zoals jullie.’ De reus draaide zich half om en keek naar het plafond. ‘Moet ik misschien aan de president vragen of hij een boom voor mij heeft?’
‘Nee!’ Riep het meisje de reus toe. ‘Je hebt het helemaal verkeerd! Kerst gaat helemaal niet over bomen of lichtjes!’
‘Maar waar gaat het dan over?’ Vroeg de reus. ‘Jullie hebben allemaal bomen in huis, met cadeautjes eronder! Ik heb het wel gezien.’
Het meisje moest hem daar inderdaad gelijk in geven, maar ze beloofde iets te regelen voor de reus. Als hij maar niet meer ging mokken!
De reus deed wat het meisje had opgedragen. Hij at zijn brood netjes op, hield de dijken in de gaten en waste zijn voeten in het Hollands Diep. Op kerstavond was heel Rivierenland feestelijk verlicht. Kerkklokken luidden en de reus ging terug naar zijn huis. Toen hij binnen wilde stappen kreeg hij de schrik van zijn leven.
De hele vloer was bezaaid met mensen!
‘Wat doen jullie hier?’ Vroeg de reus verbaasd. ‘Moeten jullie niet thuis zijn?’
‘Nee!’ Riepen een paar mensen terug.
‘Een kerstfeest gaat niet over een boom!’ Riep iemand anders hem toe. ‘Het gaat over samen zijn!’
‘En over de geboorte van het kerstkind!’ Riep de pastoor snel na. ‘Daarom zijn we hier! Om kerst met jou te vieren, want dat is het belangrijkste. Dat iedereen de boodschap krijgt!’
‘En cadeautjes!’ Riep een meisje uit de menigte.
Wat er ook het belangrijkste mocht zijn. De reus schuifelde naar zijn bed en ging zitten terwijl het feest losbarstte. De kinderen mochten cadeautjes uitpakken. Er werd gezongen en de pastoor vertelde het verhaal over de ster, de wijzen uit het oosten en de geboorte van het Christuskind. Elk element voegde iets toe aan de meest bijzondere kerst in het Rivierenland, en voor de kerst van de reus. De reus die inderdaad in de magie van het moment vergat dat hij geen boom had, en dat niet erg vond. Want kerst ging niet om bomen. Kerst ging om dit.
Kerst ging erom dat hij gelukkig in slaap viel toen de mensen waren verdwenen. Hij blij dat hij zijn plek had gevonden in het Rivierenland, en de mensen blij dat ze de reus een plek hadden kunnen geven.
Einde