Kerstverhaal 2017
Marcello veegde het zweet van zijn voorhoofd. Het was jaren geleden dat hij echt op vakantie was geweest, en na een paar jaar een “vacation á casa” te hebben gehouden had hij besloten zijn weinige geld ertegenaan te gooien en uitgebreid naar het buitenland te trekken. De zon, de zee en bovendien het buitenland tegemoet. En hij had het gevonden, een land in het zuiden van oost Azië waar de stranden van goud waren, de zee van azuur en de bevolking bruingoud en vriendelijk. Maar het was warm, en hij verveelde zich.
Voor het eerst sinds zijn aankomst had Marcello het hotelcomplex verlaten, de koelte van de airco en de bries van de zee in de steek latend voor het plaatsje in de buurt. En het viel hem tegen. Alles hier was ingesteld op toerisme. Elke paar meter kwam hij een geldwisselkantoor tegen, op elke straathoek stond een zaakje met snuisterijen die duidelijk bedoeld waren voor de westerse toerist en hij had het gevoel dat de ondernemers hem zagen als een wandelende portemonnee en niet als een mens.
‘You want buy? Yes? You want?’ Vroeg een opdringerige verkoper die een houten olifantje omhoog hield. ‘Only ten! Only ten, special price! Just for you good sir!’
‘Nee.’ Marcello schudde zijn hoofd en liep door. Ten eerste wilde hij geen olifant, en ten tweede had drie kraampjes terug iemand dezelfde al aangeboden voor acht.
De markt beviel hem dus niet. Hij veegde weer het zweet weg en liep verder. Ineens was hij van de markt af en stond hij tussen de normale huizen en winkels. Dit was duidelijk geen toeristengebied want de lokale bevolking liep hier rond en gingen af en toe een van de winkeltjes in. Hier was geen Engels, hier was geen opdringerigheid, hier was rust. En een klein meisje die met grote ogen naar Marcello keek.
Marcello wierp haar een glimlach toe en wilde terug naar de markt, en naar het hotel, maar het meisje bleef hem aankijken. Ze stak een arm uit en wenkte.
Dit verbaasde Marcello wel. Wat moest hij nu doen? Het meisje wenkte hem, waarschijnlijk met een reden. Was het om hem in de val te lokken? Maar hij had niet gelezen over toeristen die dat meemaakten, niet in dit deel van het land in ieder geval.
Hij besloot zijn stoutste schoenen aan te trekken en stak de straat over naar het meisje.
‘Something wrong?’ Vroeg hij.
Het meisje leek hem niet te verstaan en keek hem enkel, langzaam knipperend met haar grote ogen, aan.
Hij was bijna van plan om het op te geven en terug te lopen toen het meisje weer wenkte en op de open deur achter haar wees.
Marcello keek naar de deur. Die stond wijd open en was enkel afgescheiden door een kralengordijn, toch was het aardedonker.
‘In.’ Zei het meisje.
‘Why?’
‘In.’ Herhaalde ze.
Marcello zag op het bordje naast de deur een taal die hij niet las of sprak. Maar daaronder stond: “Fortune Teller”. Een waarzegger.
Marcello stootte een lachje uit. Een waarzegger was altijd grappig. Kijken of hij deze een loer kon draaien. Hij aaide het meisje over haar hoofd en liep naar binnen.
Binnen was het niet zo donker als het van buiten had geleken. Maar er hing een wierookachtige lucht die hij wel associeerde met waarzeggers. De muren waren behangen met zware tapijten die ook op de vloer lagen. In het midden van de ruimte zag hij de herkomst van de lucht, een paar brandende kooltjes die een zacht licht verspreidden. En achter het schaaltje met kooltjes zag hij een man zitten.
‘Hello?’
‘Hello, Marcello.’ Zei de man met een krakende stem.
Marcello voelde zich een beetje ongemakkelijk. Hoe kende die man zijn naam?
‘Ik ken je naam.’ Zei de man in het Engels.
‘Hoe?’
‘Je hebt het bordje buiten gelezen.’ Zei de man simpelweg. ‘Kom dichterbij, Marcello.’
Marcello schuifelde over het tapijt tot hij in de lichtkring stond. De hele tijd had de man hem niet aangekeken, en toen die zijn hoofd optilde zag Marcello dat hij dat ook niet kon. Zijn ogen waren wit, hij was blind.
‘Mijn kleindochter zag je, en heeft je geroepen.’ Zei de man. ‘Er wachten hier kansen op je.’
‘Ha, kansen.’ Ongemakkelijk als Marcello zich voelde had hij toch wel een afkeer tegen alles wat een beetje bovennatuurlijk was en voelde hij zijn schamperheid de overhand nemen.
‘Ja, kansen.’
‘Je bent een waarzegger.’
‘Inderdaad.’ Knikte de man. ‘Maar ik kan je ook je wensen geven.’
‘Dus je bent een tovenaar?’
‘Het pad naar de toekomst is niet recht.’ Zei de man behoedzaam. ‘Het kent vertakkingen, het kent goede en slechte routes. Iemand die niet kan zwemmen zal niet verdrinken als hij niet in het water komt. En zelfs wanneer hij voor zijn leven ligt te spartelen kan hij nog gered worden. De toekomst is enkel de toekomst die je zelf kiest, Marcello. Jij koos ervoor hier te komen, anders zou je hier niet zijn.’
‘Dus de toekomst bestaat uit keuzes?’
‘Alles bestaat uit keuzes, Marcello.’ Zei de man zacht.
‘Maar jij weet de toekomst.’ Marcello keek onwillekeurig naar de deur waar het bordje hing, buiten, uit het zicht.
‘Jawel.’ Knikte de man. ‘Als jij ervoor kiest die te nemen.’
‘Maar dan weet je ook welke toekomst ik wil.’ Zei Marcello met dwang.
‘Dus je gaat het mij niet vertellen?’ Vroeg de man, hij glimlachte flauwtjes.
‘Wie is hier de waarzegger?’
De man lachte nu, hij tastte naast zich en pakte een papier en een potlood. Hij begon te schrijven.
‘Kijk, Marcello, er zijn dingen in de toekomst die liggen vast. De loop van sterren en planeten kan niet veranderen. Niet door ons mensen, niet door wezens met wil. We kunnen ons dus vastzetten op die vaste dingen. En dat ga ik bij jou ook doen, jij krijgt een vast punt waarop jij je kunt oriënteren. Een toekomst waarop je kan bouwen.’
De man was klaar met schrijven, iets wat Marcello wel knap vond ondanks zijn blindheid, en hij overhandigde Marcello het papier.
Die nam het aan en keek ernaar in het vage licht.
“23-09 13:09, Pmirera, Broodjesstraat, Amsterdam. Hollandsche Loterij -6734
12-10 11:24, Norma Pompadour, Rue de Baguette, Déjeuner Arras. Loterie de France -9994
17-11 13:39, Carl Marcson Papers and Post, Breadstreet, Breakfastshire, Royal UK Lottery -0987
4-12 15:43, Pfeife und Tabak, Brötstraße, Früschtuckingen, BundesLotterie -3945
3-01 17:45, Pmirera, Dessertstraat, Dinerdorp, Hollandsche Loterij -8384
‘Wat zijn dit?’ Vroeg Marcello die het eigenlijk wel wist. Al was het vreemd te zien dat de man zijn woonplaats op het briefje had gezet.
‘Dat weet je.’ Mompelde de man. ‘Ga nu te pakken krijgen wat je het liefste wil, Marcello.’
Marcello slaakte een lachje.
‘Tuurlijk, ouwe.’ Marcello pakte zijn portemonnee, frommelde het papiertje erin en haalde er wat geld uit dat hij voor de man neerlegde. Hij geloofde er niets van, maar goed, het was vermakelijk geweest. En met het kooltjeslicht zelf een beetje sinister. Hij draaide zich weer om en liep naar buiten voor de rest van zijn vakantie.
----
Marcello vergat het briefje volledig, hij maakte zijn vakantie af en ging weer naar huis. En van huis ging hij weer aan het werk. Hij vergat het briefje volledig tot hij op een dag thuis kwam uit het werk. Het was inmiddels alweer de elfde oktober en hij had een rotdag achter de rug. Met een boog gooide hij zijn jas aan de kapstok, tenminste: de poging was er. En met een klap en een zucht liet hij zich neervallen op de bank. Wat een dag, wat een rotleven en wat een rotsalaris. Niet per se in die volgorde!
Puffend reikte Marcello naar de afstandsbediening en deed zijn televisie aan. Hij viel midden in het nieuws, vermoeid van het werk, en niet in staat om al voor het eten te zorgen, keek hij met een soort hypnose naar een containerterminal bij Amsterdam die in brand stond. Talloze brandweerlieden cirkelden met hun sproeislangen rond de vlammen die hoog oplaaiden. De dunne waterstralen leken geen effect te hebben op de vlammen die woedend bulderden.
Het beeld ging weer terug naar de nieuwslezer die ernstig zijn papieren opschudde en in de camera keek.
“En we blijven nog even in de hoofdstad, want een blunder van een winkelier heeft een probleem veroorzaakt voor de Hollandsche Loterij. Voor het verslag gaan we naar Erik Egel die ter plaatse is.”
Erik Egel, een jonge verslaggever keek net zo ernstig als zijn aankondiger had gedaan en stond onder een straatnaambordje.
“Een fout van een winkelier veroorzaakt een probleem voor ’s lands grootste loterij. Hier in de Broodjesstraat is het allemaal misgegaan.” Een nogal verontruste winkelier kwam in beeld terwijl die achter zijn toonbank stond en zenuwachtig naar de verslaggever keek.
“Tja, het was allemaal fout gegaan. Ik was bezig met het nachecken van de loten toen ik bij ongeluk een lot uitdraaide. Ik besloot het in de la te stoppen, ik bedoel: de kans dat je iets wint is kleiner dan dat je geraakt wordt door de bliksem.”
De verslaggever nam het weer over en hield een lot omhoog.
“Maar nu dus niet, dit lot eindigend op: zes, zeven, drie, vier. Uitgedraaid op drieëntwintig september om negen over één is maar liefst dertien en een half miljoen euro waard! En de loterij weet niet wat ze moeten doen nu het lot wel bestaat, maar niet van iemand lijkt te zijn!”
Marcello ving die laatste zin niet eens meer op, hij rende naar zijn jas, die nog in een hoopje op de grond lag. Hij rukte zijn portemonnee uit de zak en haalde die met trillende handen open. Eerst strooide hij zijn pasjes in het rond voor hij besefte dat het briefje wat hij moest hebben in een zijvak zat. Hij keek naar de letters en cijfers van de waarzegger en zag de bovenste regel:
“23-09 13:09, Pmirera, Broodjesstraat, Amsterdam. Hollandsche Loterij -6734”
Hij keek even naar de datum, naar de cijfers en daarna naar de tv, waar een tank in een of andere oorlog aan barrels werd geblazen. Het was vandaag de elfde… morgen… morgen moest hij naar Frankrijk!
----
Marcello reed de volgende ochtend al vroeg over de grens met Frankrijk. Hij had nog overwogen om via Luxemburg te rijden en daar zijn tank vol te gooien. Maar hij had haast, de files bij Eindhoven en Breda waren iets te lang geweest en hij begon zich zorgen te maken dat hij het niet zou gaan halen. Hij moest het halen, want dan zou hij nooit meet na hoeven denken over tanken, waar dan ook. Dan had hij een eigen vliegtuig, of een hovercraft. Nooit meer file, hij vloog eroverheen! Marcello draaide de radio iets harder. Hij had nog net een krakend contact met een Vlaamse muziekzender waar de diskjockeys net een enthousiast verhaal afstaken.
“Heel Frankrijk is in de ban momenteel…”
“Waarom, Armand?”
“De Lotterie de France draait vanmiddag zijn nummers uit en de hoofdprijs is inmiddels opgelopen tot… je mag raden…”
“Eén miljoen!”
“Nee.”
“Tien miljoen?”
“Ook niet.”
“Hoger of lager?”
“Hoger!”
“Veertig miljoen.”
“Zal ik het maar gewoon zeggen?” Armand klonk een beetje gepikeerd dat zijn medepresentator niet op de hoogte was. “De Lotterie de France is opgelopen naar… tromgeroffel… achtenzestig miljoen euro!”
“Wow!”
“En dertig cent.”
De presentatoren gierden het uit om het laatste getal en ook Marcello moest grinniken. Wie weet ging hij na zijn winst wel even langs met de dertig cent. Al was het maar om ze te plagen. Dat een Hollander die een Franse loterij had gewonnen zijn gezicht zou laten zien in België! Dat was een mop, toch?
Het navigatiesysteem van Marcello begon te praten en zei hem dat hij de snelweg moest verlaten en koers moest zetten naar het dorpje Déjeuner. Een gehucht van een plek met oude Franse huisjes aan een snelstromend riviertje. Hier kregen zowel Marcello als zijn navigatiesysteem het lastig. Hij wist namelijk niet precies waar hij moest zijn en het navigatiesysteem gaf er de brui aan. Na dertig keer om hetzelfde blok gereden te hebben geloofde hij het wel, of beter gezegd: niet meer, en hij trok zijn eigen plan. Hij keek op zijn horloge, besloot haast te maken en reed naar de weg langs het beekje. Na een paar honderd meter zag hij eindelijk wat hij…
“BAM!”
Marcello was zo ingenomen geweest met de vondst van zijn bestemming dat hij niet op de oude verweerde brug had gelet. Blijkbaar was iemand op de fiets daaroverheen gekomen, en die had voorrang gehad en genomen terwijl Marcello met vaart verder had gereden.
Hij zat even versteend achter het stuur en vroeg zich af wat hij nu moest doen. Hij had nog nooit een ongeluk gehad of gemaakt en wist even niet wat hij moest doen. Zijn eerste reactie was een vloek slaken, maar daar had je natuurlijk niets aan. En hij wist dat hij niet door mocht rijden. Wat hij dan wel moest doen…
Marcello stapte uit en liep rillend naar de voorkant van zijn auto. Daar trof hij een vrouw aan die van haar fiets gevallen was en kreunend haar enkel vasthield.
‘Sorry.’ Mompelde Marcello. Maar dat was natuurlijk geen goed Frans, wat was het dan? ‘Tut mir leit!’
De vrouw keek hem even aan.
‘Sukkel!’ Was haar eerste reactie. ‘Kon je niet uitkijken?’
Marcello was lichtelijk beledigd, toch besefte hij, ergens, dat ze al het gelijk van de wereld had om zo te reageren. Maar hij was ook verbaasd dat ze Nederlands sprak.
‘Sorry, ik keek ergens anders naar.’ Was zijn verklaring. Hij ging naast haar op zijn hurken zitten en keek tegen een blauwe enkel aan, dat zag er niet goed uit.
‘Ja, dat kon je merken ja!’ Ze keek hem woedend aan.
‘Hoe gaat het? Kan je staan?’
Ze keek hem nog even nijdig aan en probeerde zich toen op te werken aan zijn motorkap. Maar een pijnkreet maakte duidelijk dat het onbegonnen werk was.
‘Hij is toch niet gebroken of zo?’ Vroeg Marcello die een beetje in paniek aan het raken was.
‘Hoe moet ik dat weten?’ De vrouw zakte weer op de grond.
‘Nou, het is jouw enkel!’
‘En ik ben toch geen dokter, of wel!’
‘Dat weet ik niet.’ Verdedigde Marcello zich, hij merkte dat dit in een spelletje begon te veranderen. ‘Weet je wat? Ik kijk even hoe het met je fiets is…’
‘Oh ja, met mijn fiets.’ Sneerde de vrouw. ‘Laat mij maar creperen en kijk naar mijn fiets, ga vooral je gang!’
Marcello was dat ook van plan. Hij liep naar de fiets en tilde die op. Het was een redelijk professioneel model, maar het rijwiel leek geen problemen te hebben met de werking. Er was zelfs geen lak beschadigd. Blijkbaar had ze zich laten vallen voor hij haar werkelijk kon raken en had ze daarmee ook schade aan de fiets voorkomen.
‘Neem hem mee, net als ze in Amsterdam doen. Of Parijs, ik kom net van Parijs en er zijn wel dertig jongens en mannen geweest die ‘m mee wilden nemen.’ Raaskalde ze verder.
‘Nou,’ constateerde Marcello die zijn kalmte probeerde te bewaren, ‘je fiets is nog heel. Ik stel voor dat ik ‘m in de achterbak laadt…’
‘Zoals ik al zei, achterbaks stuk vreten.’
‘En dat ik jou, en de fiets meeneem naar een ziekenhuis om te kijken of jij nog heel bent.’
Ze keek hem een beetje nijdig aan, haar bruine lokken hingen voor haar gezicht en ze greep aan haar enkel op een manier waarop het leek dat haar voet er elk moment af kon vallen.
‘Nou, goed dan!’ Zei ze ten langen leste. ‘Goed, laadt dat barrel achterin en help mij daarna overeind. En niet ineens wegrijden!’
Marcello ging hier niet op in, hij kreeg de fiets voor de helft in zijn kofferbak en maakte die met een toevallig touw wat verder dicht en daarna liep hij weer naar voren om de vrouw te helpen.
Die stond kreunend en steunend op en hield haar meeste gewicht op Marcello terwijl ze naar de passagiersstoel hinkte.
‘Weet je,’ zei Marcello toen ze zat en hij zelf achter het stuur kroop, ‘voor iemand die er zo leuk uit ziet heb je wel een grote mond.’
‘Voor iemand die zomaar mensen overhoop rijdt ben jij behoorlijk dom.’ Schermde ze scherp terug. ‘Wat had je verwacht? Dat ik dolblij zou zijn met een aanrijding?’
Marcello zuchtte en begon te zoeken naar een ziekenhuis. Een paar dorpjes en stadjes verder kwam hij er een tegen en gingen ze als een vreemd duo de grote hal binnen waar de vrouw zuchtend op een poef plaatsnam en Marcello een arts aanklampte.
‘Madame.’ Begon hij. ‘Die eh, le fille, mademoiselle, haar enkel, le ankle…’ hij gebaarde naar zijn eigen enkel en wees op de vrouw die op de poef zat. ‘Pijn, pain, nee dat is brood, eh… au!’
‘What do you want?’ Zei de arts uiteindelijk met een zucht. Ze streek haar jas glad en keek met een beledigd gezicht naar Marcello, alsof die het kon helpen dat hij geen Frans sprak. En waarschijnlijk ook omdat ze gedwongen was Engels te spreken.
Marcello legde het haar kort uit waarna er een zuster werd ingeschakeld die haar meenam met een rolstoel. Marcello volgde hen op de voet en ze kwamen in de rij de staan voor “radiologie” waar een oudere man met een been in een vreemde hoek voor ging. Marcello ging op een van de bankjes zitten en keek naar de vrouw die een stuk kalmer leek nu ze in het ziekenhuis was. Ze keek hem zijdelings aan.
‘Sorry dat ik je heb aangereden.’ Zei Marcello.
‘Nou ja, ik knalde ook wel vrij hard over die brug.’ Zei ze zuchtend.
‘Jij kwam van rechts.’ Ging Marcello verder.
Ze gaf geen antwoord maar keek hem weer aan, met een glimlach nu.
‘Wel vreemd dat ik word aangereden door een Hollander in Frankrijk.’ Zei ze. ‘Er zit vast een verhaal in.’
‘Ja, vast.’ Zei Marcello. ‘Voelt je enkel alweer wat beter?’
‘Niet echt.’ Zei ze beteuterd kijkend naar het defecte lichaamsdeel. ‘Hoe heet jij eigenlijk?’
‘Marcello.’ Hij stak zijn hand uit.
‘Ineke.’ Ze schudden elkaars handen. ‘Vind je echt dat ik er leuk uit zie?’
Marcello voelde zich opgelaten en twijfelde of hij moest vertellen dat hij haar inderdaad wel aantrekkelijk vond. Maar het moment werd onderbroken door de klapdeuren van radiologie waar de oude man uit werd gerold. Zijn been nog steeds in een vreemde houding.
‘Mademoiselle, uw beurt.’
Ineke werd naar binnen gerold.
‘Ik wacht wel.’ Zei Marcello. Hij zag de deuren dichtslaan en ging weer zitten. Zijn aandacht werd getrokken door een tv aan het plafond. Hij kon het Frans niet volgen maar hij herkende de kiosk waar hij een uur geleden nog had willen zijn en een verslaggeefster die naast een duidelijke Franse boer stond. Die keek dolgelukkig, al kauwend op zijn pijp en hield een lot omhoog. Eindigend op: 9994. Volgens de slepende tekst onderaan het beeld was duidelijk dat hij de hoofdprijs had. Marcello balde zijn handen samen. Nu had hij weer een kans gehad op miljoenen en die laten schieten! Hij slaakte een vloek die door de gang golfde en verschillende verpleegsters de stuipen op het lijf joeg. Hij ging weer op de bank zitten en staarde boos naar zijn voeten. Hij had rijk kunnen zijn! Hij had daar op de televisie kunnen zijn, moeten zijn! En die Fransen een lesje Nederlands moeten leren!
Langzaam daalde het besef dat hij nog een paar kansen had. En die kansen zou hij grijpen ook!
De deur van radiologie ging weer open en Ineke kwam naar buiten gerold.
‘En?’ Marcello stond op.
‘Verzwikt.’ Ineke keek een beetje schuldbewust naar een assistent die een tube gel in haar handen duwde. ‘Ik moet dit erop smeren en dan kan ik morgen weer fietsen, of over een paar uur al.’
‘Nou, dat ik goed nieuws.’ Zei Marcello. ‘Ik zal je fiets uitladen, dan kan jij dat spul erop smeren.’
Ineke glimlachte dankbaar en Marcello liep naar zijn auto. Toen hij de fiets bij haar afleverde, ze stond inmiddels bij de hoofdingang, wilde hij nog wat vragen stellen. Hij wilde nog wat dingen weten, hij wilde haar eigenlijk leren kennen.
Maar hij durfde niet. Ze nam de fiets aan, ze keken elkaar aan en namen afscheid. Een simpele “dag”, een simpel einde aan een toevallige ontmoeting.
----
Marcello zat gereed achter het stuur van zijn auto. Hij trommelde zenuwachtig met zijn vingers op het stuur en keek naar de klok op zijn dashboard. Nieuwe ronden, nieuwe kansen. Maar zijn kansen waren wel heel klein op het moment. Hij moest van de boot af en daarna naar Breakfastshire en hij had daar minder dan een uur voor. In eerste instantie had hij voldoende tijd gehad. Maar vanwege een novemberstorm was er vertraging ontstaan met de boot. Meerdere passagiers hadden brakend over de reling gehangen terwijl het schip harder bokte dan eigenlijk de bedoeling was. Het viel Marcello uiteindelijk mee dat de auto’s niet in het rond hadden gedanst en nog steeds op hun plek stonden. Maar nu was het wachten op de rest van de automobilisten die weinig haast maakten om naar beneden te komen. Marcello vloekte openlijk toen het gezin voor hem, eindelijk, bij hun afgeladen auto kwam en in begonnen te stappen. Terwijl zijn frustratie groeide had hij het gevoel naar een andere tijdzone te kijken. Een blik in een universum waar mensen langzamer en lastiger bewogen dan in degene waar hij zich bevond.
Pas na wat op uren leek begon de rij te bewegen, langzaam maar zeker kwam de deur naar buiten in zicht als een soort vreemde poort. Toen begonnen de nieuwe problemen.
‘Links, niet rechts, links niet rechts.’ Marcello wist nu zeker dat hij zich in een ander universum bevond want die, idiote, Engelsen reden uiteraard niet aan de goede kant van de weg. Hij had zijn navigatiesysteem weer ingesteld maar dat vertelde hem natuurlijk niet hoe hij zich moest voortbewegen op deze vreemde wegen. Met een redelijke angst voelde hij hoe zijn auto op en neer deinde toen een vrachtwagen hem inhaalde. Hoe hard mocht je hier?
Na een redelijk aantal kilometers op de snelweg mocht hij die verlaten en zag hij voor het eerst het bordje: Breakfastshire. Mooi, hij begon in de buurt te komen.
Maar op deze verlaten weg was het helemaal een ramp. Hier had hij geen leiding en hij merkte een aantal keren dat hij aan de rechterkant reed. Gelukkig waren er geen tegenliggers om op hem te botsen.
Een ander deel van zijn brein zat al bij de miljoenen die hij dadelijk zou hebben. Dan zou hij een limousine nemen naar Heathrow en vanaf daar met een gehuurde jet naar huis. Of een helikopter. Alhoewel, die zou last hebben van de storm natuurlijk.
Hij had al uitgerekend hoe veel pond hij tegemoet kon zien en wat het hem in euro’s zou opleveren. Of hij bleef gewoon in Engeland wonen.
Marcello slaakte een angstig piepje toen een nieuwe, grote, truck langs hem stoof en zijn auto op en neer liet stuiteren.
Nee, hier wonen zat er niet in. Of hij moest de andere loterijen ook winnen en zo veel steun kopen in de regering dat hij de wet kon veranderen.
Het was een vermakelijke gedachte dat hij de Britten met geld op het juiste pad kon krijgen en hij glimlachte even toen hij Breakfastshire in reed. Hij keek even naar zijn navigatiesysteem, daarna op de weg en slaakte een kreet.
Een fietser sneed hem de pas af, die had hier geen voorrang! Voor hij die gedachten kon voltooien had hij zijn rem al ingedrukt en was hij uitgeweken. Hij voelde de stoep onder zijn wielen bonken en daarna werd hij voorover geworpen toen hij in een struik langs de weg belandde. Even stond alles op zwart.
---
‘I’m sorry, so sorry. Are you all right?’
Marcello werd wakker toen iemand zijn deur open trok. De klap was niet hard genoeg geweest om zijn airbags te activeren, of hij moest ze laten nakijken. Hij was een beetje wazig en misselijk maar de stem kwam hem bekend voor terwijl die doorratelde.
‘It’s that driving here, you see? I… hé jij bent het.’
‘Wie ben jij dan?’ Marcello schudde met zijn hoofd om zijn blik scherper te krijgen. ‘Wie ben ik?’
‘Jij bent Marcello.’ De vrouw die hij eerder van haar fiets had gereden stond naast zijn auto en leek nu meer ondersteboven dan toen. ‘We hebben elkaar eerder ontmoet.’
‘Ik weet het nog.’ Mompelde Marcello.
‘Een maand geleden.’ Ineke bewoog op en neer met haar handen om de schok af te reageren. ‘Oh, sorry, dat ik geen voorrang gaf. Ik was het compleet… die idiote regels hier ook.’
‘Het geeft niet.’ Marcello voelde een hoofdpijn opkomen.
‘Natuurlijk geeft het.’ Beet ze hem toe. ‘Ik wilde jou dit niet aan doen, net als jij mij dat niet wilde aandoen de vorige keer. Laat me kijken.’ Ze kwam dichterbij en keek op zijn voorhoofd. ‘Dat gaat een flinke bult worden.’
‘Zeker weten?’ Marcello voelde zelf aan zijn voorhoofd.
‘Of is het een zandverstuiving?’ Vroeg ze door. ‘Voel je je wel goed?’
‘Ik heb me beter gevoeld.’
‘Zandverstuiving misschien, we moeten naar het ziekenhuis.’
‘Dat is geen slecht idee.’ Zei Marcello.
‘Inderdaad, hup, jij op de passagiersstoel en ik rij wel.’
‘Wat?’ Marcello keek verbaasd naar Ineke die zijn riem losmaakte.
‘Je hebt me wel gehoord, we gaan naar het ziekenhuis.’
‘Ja.’
‘Maar jij kunt niet rijden.’
‘Ik kan wel rijden.’ Protesteerde Marcello. ‘Als er geen fietsers komen die mij geen voorrang geven…’
‘Daar heb ik het niet over, mugzifter.’ Ineke gaf hem een schouderslag. ‘Je hebt een klap tegen je kop gekregen, je kunt niet verder rijden in deze toestand. Hup, naar de andere kant.’
Marcello zag geen andere keuze dan om zijn eigen auto heen te lopen en plaats te nemen terwijl Ineke haar fiets achterin legde.
‘Kan jij wel autorijden?’ Vroeg Marcello toen hij eenmaal zat en Ineke achter het stuur plaatsnam.
‘Ik heb een kaartje die dat beweert.’ Zei Ineke. ‘Even kijken of je auto het nog doet.’ Ze startte de auto en reed die achteruit. Het viel Marcello op dat zijn motorkap er nog goed uit zag, en dat de plek in de heg weer leek dicht te smelten.
‘Goed, naar het ziekenhuis!’
Ineke reed Breakfastshire weer uit en het duurde een tijdje voor ze een ziekenhuis had gevonden. Nu was het de beurt aan Marcello om zich te laten onderwerpen aan verschillende scans en onderzoeken. Uiteindelijk bleek er niets aan de hand te zijn. Hij zou een flinke bult krijgen, maar de dokter die zijn ogen onderzocht zei hem dat hij er goed vanaf gekomen was. Een beetje gedesillusioneerd strompelde Marcello weer terug naar de lobby waar zijn aandacht werd getrokken door een groot scherm.
“Grand prize in Royal UK Lottery won by elderly couple from Breakfastshire.” Stond er onder een afbeelding van een glunderend ouder echtpaar. Een trotse winkelbediende stond naast de oudjes die, in de ogen van Marcello, het geld nooit uit zouden kunnen geven in de korte tijd die ze nog te leven hadden.
‘Mooi, je bent nog heel. Hoe ging het?’ Ineke kwam op Marcello afgestormd en bekeek hem van top tot teen.
‘Ik ben er goed vanaf gekomen.’ Zei Marcello die, met spijt, zijn blik losscheurde van het scherm.
‘Nou, dat is mooi. Ik moet gewoon wennen aan die stomme Engelsen met hun rijden aan de verkeerde kant.’ Ineke hield Marcello ineens een schuimen en afgesloten beker voor. ‘Hier, een milkshake om het goed te maken. Ik heb al naar je auto gekeken, er zitten een paar blaadjes in de grille, maar voor de rest geen krassen of iets.’
Marcello nam dat maar voor waar aan en lurkte aan de chocolademilkshake. Precies zijn smaak. Hoe had ze dat geweten?
‘Wat doe je eigenlijk hier?’ Vroeg Marcello. ‘In Engeland?’
‘Fietsen.’ Zei Ineke. ‘Ik heb een jaartje een sabbatical. Om mijn toekomst te overdenken.’
‘Geluksvogel.’ Mompelde Marcello.
‘Wat doe jij eigenlijk hier?’ Wierp Ineke ineens op.
‘Zaken.’ Loog Marcello.
‘In een gat als Breakfastshire? Ik ben daar niets zakelijks tegengekomen. Als je vergeet te remmen dan ben je het dorp al uit.’
‘Weet ik.’ Mompelde Marcello. ‘Maar toch moest ik daar zijn.’
Ineke kneep een oog dicht en leek Marcello door te lichten. Hij vond het erg irritant.
‘Je ziet er best wel leuk uit als je liegt.’ Zei Ineke ineens.
‘Sorry?’ Marcello liet bijna zijn milkshake vallen.
‘Je hebt me wel gehoord.’ Ineke draaide zich ineens om. Marcello zou zweren dat haar gezicht net zo rood was als het zijne. ‘Je weet waar je auto staat. Ik… ik moet weer verder. Fietsen. Ik hoop dat we elkaar niet meer zien.’
Ineke keek nog vluchtig even om naar Marcello en beende daarna snel weg. Marcello achterlatend in de grote hal gevuld met zieke Engelsen, verplegend personeel en een beeld van een ouder koppel dat hun geluk niet op kon met de geldprijs. Maar Marcello moest toegeven dat ook Ineke er best wel leuk uit zag wanneer ze loog.
---
“Drie keer is scheepsrecht” hield Marcello zich voor toen hij in zijn auto stapte en in de richting van de Duitse grens ging. Hij had zich deze keer ten volle voorbereid. Zijn navigatiesysteem was van het nieuwste kaliber, hij had de route uit zijn hoofd geleerd en expres zo gepland dat hij geen problemen meer zou moeten tegenkomen. En om er zeker van te zijn dat hij op tijd zou aankomen in Früschtuckingen vertrok hij vroeg. Zo vroeg dat hij prompt de winterspits in reed en nauwelijks vooruit kwam. Ongeduldig tappend met zijn vingers en voeten hoorde hij over de radio hoe de files zich hadden gelengd tot een landelijk record. Waarna de presentator vaststelde dat het waarschijnlijk morgen erger zou zijn omdat het dan Sinterklaasavond was.
Marcello hoopte zeker dat hij dan een heerlijk avondje zou hebben. Misschien kon hij ergens een hotel boeken van de miljoenen die hij binnen ging harken. Of hij kon in Duitsland blijven. Lekker een verse BMW kopen, shoppen in Berlijn. En waarom daar stoppen? Even de Alpen oversteken en hij stond in Rome. Met zijn BMW.
Of hij kon een Tesla nemen. Hij had toch tijd genoeg. Al kon hij die weer niet vers kopen in Duitsland.
De files losten pas op in de tweede helft van de ochtend en toen zat Marcello nog maar bij Arnhem. Hij moest nu toch haast gaan maken. En dat deed hij. Eenmaal Nederland uit, en op de beroemde Duitse autobahn trok hij zijn kleine autootje naar de topsnelheid. Een snelheid waar die niet helemaal op gebouwd was. Zijn navigatiesysteem was bijna niet te zien, zo hevig trilde het schermpje dat aan de voorruit was bevestigd. Marcello hoorde dingen klepperen en klapperen die hij nog nooit had gehoord terwijl de tweehonderd bijna binnen bereik van zijn vierdehandsje lag. De motor gierde en Marcello maakte zich een voorstelling dat er een draaikolk in zijn tank moest zijn die gulzig de benzine opslurpte en het milieu iets minder aangenaam maakte dan het al was.
Ondanks het feit dat het niet helemaal comfortabel was had Marcello het geweldig naar zijn zin en hij droomde van de snelheid die hij in zijn nieuwe auto kon maken. Dit was kinderspel vergeleken bij zijn nieuwe BMW. Of Mercedes. Of… zou hij gewoon weer voor een helikopter gaan?
Sneller dan Marcello eigenlijk wilde moest hij de geweldige en limietloze Duitse snelweg verlaten voor een achterafweggetje en reed hij Früschtuckingen binnen. Hij lette goed op, maar het slaapdorpje was bijkans verlaten omdat iedereen naar zijn of haar werk was. Toen hij zijn auto had geparkeerd en naar de sigarenzaak liep werd hem duidelijk dat het niet alleen de straat was die er verlaten bij lag. De winkel zelf was afgesloten en een bordje deelde hem mee dat de eigenaren weg waren voor de lunch.
Marcello kreunde en haalde het papiertje tevoorschijn. Hij was dan ook wel erg vroeg, volgens de oude man moest hij pas om iets voor kwart voor vier een lot kopen. Wat had hij eigenlijk willen doen? De hele tijd als een of andere idioot in die winkel rondhangen. En nu het over lunch ging…
Marcello wreef over zijn maagregio die een kleine opstand aan het ontketenen was. Hij lustte eerlijk gezegd wel wat! Marcello draaide zich om en keek naar de overkant van de straat, daar was een soort eetcafé, precies wat hij nodig had! Hij stak de straat over en liep naar binnen. Binnen was het rustig, net als de straat. Een paar gepensioneerde mannen zaten aan de bar en bespraken in snauwerig Duits de huidige politiek. Blijkbaar kreeg Merkel er flink van langs. De barman stond er met een ietwat verveeld gezicht bij en knikte op de juiste momenten. Hij leek dan ook blij toen hij Marcello zag.
‘Wilkommen!’ Zei hij luid zodat zijn stamgasten verward omkeken. ‘Wilkommen, was känn ich für dich tun?’
‘Essen?’ Vroeg Marcello die zich net realiseerde dat hij geen woord Duits sprak.
‘Aber natürlich!’ De barman troonde Marcello mee naar een ruimer gedeelte van de zaak waar tafeltjes stonden. Hij liet Marcello plaatsnemen en gaf hem daarna de kaart. Toen Marcello drie pogingen nodig had om koffie te bestellen werd hem duidelijk dat hij met een Nederlander van doen had en stapte de man handig over op het Engels. Coffee was om de een of andere reden makkelijker dan Kaffee. En hij liet Marcello achter om de kaart te bestuderen.
Marcello keek de lijst met, voor hem half-begrijpelijke, gerechten door en hoorde hoe de koffieautomaat de koffie voor hem tapte.
‘Ah, Wilkommen!’ Brulde de barman ineens weer. Hij klonk opgetogen, blijkbaar kwam er nooit iemand rond deze tijd in de zaak. ‘Was wird es sein, schöne Dame?’
Marcello liet de menukaart bijna uit zijn handen vallen toen hij de andere stem hoorde meedelen dat ze eten wilde. Hij keek verbaasd naar de boog waar de barman doorheen kwam gelopen met…
‘Jij hier?’
Ineke leek een sprongetje te maken toen Marcello haar aansprak en ze keek minstens zo verbaasd als hij was. De barman was ook verbaasd en keek vragend van Ineke naar Marcello.
‘Altijd als ik ergens kom…’ begon Ineke die zich duidelijk zorgen begon te maken om haar geestelijke gesteldheid.
‘Ik was hier eerst.’ Protesteerde Marcello. ‘En dat geldt ook voor mij! Steeds als ik ergens ben dan ben jij er ook!’
Ze keken elkaar even aan.
‘Wil je er misschien bij komen zitten?’ Vroeg Marcello, iets milder. Hij wees op de stoel tegenover hem.
Ineke leek te twijfelen. Maar om, als een soort bekenden, aan twee tafeltjes te zitten in een verder lege eetzaal was iets te veel van het goede.
‘Nou, goed dan.’ Ze nam plaats, bestelde haar drinken en nam de menukaart van de barman in ontvangst.
‘Wat doe jij dan hier?’ Vroeg ze terwijl ze een gerecht aan het uitzoeken was. Ze keek Marcello bestuderend aan over de rand van haar kaart.
‘Ik ben… zaken.’ Zei Marcello snel.
‘Alweer?’
‘Zaken stoppen nooit.’ Marcello liet zijn eigen kaart iets zakken. ‘En jij bent nog aan het fietsen?’
‘Ik hoopte in Duitsland minder ongelukken te krijgen.’
‘En?’ Vroeg Marcello.
‘Nou, tot nog toe ben ik niet overhoop gereden.’
‘En je hebt ook niemand de bosjes in gestuurd?’
‘Ook dat niet.’ Ze klapte de kaart dicht, blijkbaar was ze sneller in het uitzoeken van gerechten dan Marcello. ‘Nog niet in elk geval.’
‘Was je het van plan?’
Ze grijnsde mysterieus.
‘Het ligt eraan welke kant jij dadelijk op gaat.’
Marcello dacht even aan de sigarenwinkel. Als de speling van het lot inderdaad zou kloppen dan zou ze hem van zijn sokken rijden als hij de weg over probeerde steken. Hij had nog twee kansen over om een multimiljonair te worden, en de eerste twee waren op de een of andere manier al verpest door haar.
‘Dat maak ik even niet bekend.’ Zei hij dus wijs. ‘Mij lijkt het het beste als een van ons twee een tijd hier blijft zitten nadat we zijn uitgegeten.’
‘We hebben in elk geval gemeen dat we elkaar wantrouwen.’ Ineke knipoogde en keek daarna naar de barman die terug kwam met drinken voor hen beiden.
‘Hast du etwas…’ Hij keek vragend naar de menukaarten. Die van Ineke was dicht, maar Marcello besefte dat hij die hele tijd nog niets had uitgezocht.
‘Ga jij maar eerst.’ Zei hij tegen Ineke terwijl hij snel de lunchgerechten door keek.
Ineke maakte er gelukkig een spektakel van. Ze bestelde eerst uit haar hoofd, drie keer achter elkaar. En al die keren dacht de barman dat ze iets anders bedoelde. Uiteindelijk haalde ze de menukaart erbij en wees ze het gewenste aan waarna er nog vragen volgden of ze er friet of aardappelen bij wilde. Het was in elk geval duidelijk dat ze net zo weinig Duits sprak als Marcello.
Marcello pakte het dus anders aan, hij wees iets aan op de kaart en zei op alles ja wat de man daarna vroeg. Die ging, met een besmuikte glimlach, weer terug naar zijn stamgasten.
‘Jij spreekt ook nauwelijks Duits.’ Zei Ineke bestraffend. ‘En jij bent hier nog wel voor zaken!’
‘Ik heb nooit gezegd dat die zaken in het Duits moesten worden afgehandeld.’
‘Dat niet, maar het is wel mysterieus.’ Ineke legde haar hoofd op haar samengevouwen handen en keek Marcello peilend aan. ‘Ik heb gezegd dat ik Europa door fiets. Maar jij gaat alleen maar voor zaken.’
‘Alleen maar voor zaken.’ Knikte Marcello.
‘Wat voor zaken?’
‘Geldzaken.’
‘Ben je een bankier of zo?’
‘Nee.’ Zei Marcello eerlijk, maar hij kruiste zijn vingers dat hij het werkelijke antwoord haar niet zou geven.
‘Nee, dat dacht ik niet.’ Ze klonk nu nuchter. ‘Je auto is daarvoor niet net genoeg.’
‘Hé!’ Marcello wreef quasi beledigd over zijn hart. ‘Ze rijdt anders wel, ja!’
‘Tegen mij aan, of de bosjes in.’ Vervolgde Ineke scherpzinnig. Maar daarna klonk ze weer bedachtzaam als een detective. ‘Jij gaat ook Europa door, voor zaken. Geldzaken… ben je een bankovervaller?’
‘Ja.’ Zei Marcello. ‘Je hebt me, ik ben lid van de plofkraakbende.’
Nu moest Ineke giechelen, maar het was duidelijk dat zowel zij als Marcello die bewering niet geloofden. Ze bleef verder peinzen, en pas nadat de kok zelf het eten op de tafel had gezet sprak ze weer.
‘Je zegt dat je geldzaken doet.’ Begon ze. ‘Maar je hele stijl past er niet bij. Je bent niet in pak, je hebt niet de juiste auto, je lijkt niet eens iets zakelijks te doen.’
‘Ik doe in informele geldzaken.’ Zei Marcello die het spelletje eigenlijk wel leuk vond.
‘Dan denk ik eigenlijk meteen aan iets crimineels.’ Ineke had vis besteld en een stukje kabeljauw balanceerde op haar vork die ze bedachtzaam op en neer liet wippen. ‘Maar zelfs als je dat doet dan ben je er niet echt rijk van geworden.’
‘Oké, dat is een waar woord.’ Mompelde Marcello. ‘Maar ik heb het gevoel dat het vandaag goed gaat komen.’
Ze glimlachte besmuikt en nam snel een hap.
‘Je houdt je kaarten nogal tegen de borst is het niet?’
‘Maar we weten ook niet meer van elkaar dan wat we doen. Ik weet alleen van jou dat je een tussenjaar hebt en op de fiets Europa door crost. En jij weet niet meer van mij dan dat ik zaken doe.’
‘Maar één van die twee beweringen is wel waar.’ Ineke keek hem nu meer schattend aan dan eerst en Marcello zag zelfs iets van angst over haar gezicht glijden.
‘Ik doe deze zaken inderdaad niet in het echte leven. Daar heb ik gewoon een baan.’ Verzekerde Marcello haar. ‘En ik doe niets crimineels.’
‘Dat weet nog niet zo zeker.’ Ineke kauwde nu op een nieuw stukje kabeljauw. ‘Je bent mij toch niet aan het stalken hé?’
‘Nee.’ Zei Marcello die zelf niet eens zeker wist of dit misschien wel of niet zo was. ‘Ik ben hier voor andere dingen.’
‘Dus het is puur toeval dat je hier nu bent? Net wanneer ik er ben? En dat je in Breakfastshire was en in Frankrijk?’
Marcello keek even naar zijn nog onaangeroerde biefstuk. Was het toeval? Maar Ineke begon zich duidelijk steeds meer ongerust te maken, en ze leek ook steeds ongemakkelijker te worden.
‘Nou, ik weet niet of het toeval is.’ Zei Marcello. ‘Ik moet gewoon in deze plaatsen zijn. Ik heb gewoon een lijst af te werken.’
‘Een lijst?’
‘Misschien ben jij wel degene die mij stalkt.’ Besloot Marcello tot de aanval over te gaan. En dat was iets wat hij meer geloofde. Hij had inderdaad die lijst, en zij kwam de hele tijd aanwaaien.
‘Ik jou?’ Ineke leek niet te weten of ze beledigd moest zijn of het vermakelijk moest vinden.
‘Ja? Was je van plan om te stoppen in Früschtuckingen?’
‘Nou, nee, niet echt. Ik was gewoon aan het fietsen en ik kreeg honger.’
‘Nou, zie je wel.’ Zei Marcello. ‘En ik moet hier wel zijn. En als jij hier gewoon bent komen aanwaaien hoe kon ik weten dat jij hier zou zijn? Sterker: hoe kon ik hier al zitten met een menukaart en een bestelde koffie als jij zelf niet eens wist of je hier naar binnen zou lopen?’
Ineke dacht diep na en at in die tijd haar vis op. Marcello begon zijn biefstuk ook soldaat te maken; hij was wel een beetje trillerig. Het was niet elke dag dat je werd beschuldigd van stalking. Dat was strafbaar, toch?
‘Misschien heb je wel gelijk.’ Zei Ineke. ‘Dat het allemaal toeval is. Ik heb jou onderweg niet gezien dus je kunt mij ook niet gevolgd zijn. Maar ik stalk jou niet!’
Dat laatste zei ze streng en zeker.
‘Ik stalk jou ook niet.’ Bezwoer Marcello.
‘Maar ergens vind ik het wel leuk om je te zien.’ Ging Ineke verder. ‘Je ziet nooit vaste gezichten als je van de ene naar de andere plaats gaat. Het is fijn een bekende tegen te komen.’
‘Je bent dus niet met iemand anders?’ Vroeg Marcello.
‘Steekt er meer achter die vraag?’ Om de een of andere reden klonk Ineke speels.
‘Nou, nee.’ Zei Marcello. ‘Ik vroeg gewoon of je echt alleen reist. Dus je bent niet met een groep?’
‘Nee, ik ben alleen.’ Het kwam er bedroefd uit.
Ze zeiden even niets. Ineke speelde met een frietje.
‘Welke landen ben je al geweest?’ Vroeg Marcello toen hij zijn biefstuk op had en de rest opzij schoof. Hij legde zijn handen over elkaar en boog voorover. ‘Je moet al flink wat hebben afgefietst.’
‘Ik blijf soms ergens hangen.’ Zei Ineke. ‘Ik heb Frankrijk gehad, ben tot aan de Alpen gegaan en vond het toen te heuvelachtig worden. Daarna met de trein naar Engeland. Daar heb ik Londen bekeken en daarna een man de bosjes in gereden. En met de trein weer terug naar Frankrijk en nu in Duitsland.’
‘Heb je nog een bestemming op het oog?’
‘In Duitsland? Nee, Berlijn of Hamburg. Ik kijk wel waar het pad mij brengt.’
Marcello vond de zorgeloosheid van Ineke erg ontwapenend. Net had ze hem nog beschuldigd van stalken en nu had ze het over een onzekere bestemming.
‘Misschien reis ik wel door naar Polen.’ Ineke klonk bedachtzaam. ‘Of naar Denemarken. Maar het is winter en dan zal het wel koud zijn.’
‘Waarom niet naar Italië?’ Vroeg Marcello terugdenkend aan zijn eigen fantasie.
‘Ik heb een hekel aan bergop fietsen.’ Zei Ineke op een toon alsof ze Marcello in vertrouwen nam. ‘En ik weet niet of al die tunnels fietsverkeer toe laten.’
‘Of je neemt de trein.’
Ineke schudde haar hoofd.
‘De fiets of niets.’
‘Je hebt anders ook niet de waterfiets genomen toen je naar Engeland ging.’ Herinnerde Marcello haar.
‘Het klinkt gek, voor een leek, maar de enige manier om droog aan te komen in Engeland is met ander vervoer.’
‘Ik ben geen leek, ik ben ook met de boot geweest.’
Ze lachten en bestelden nog wat drinken.
Zo hoorden ze elkaar stukje bij beetje uit. Marcello vertelde over zijn werk. Ineke over de familie waarmee ze geen contact meer had. Marcello over zijn ouders die hun pensioen in Spanje doorbrachten en Ineke over haar eigen kantoorbaantje waar ze liever vanaf wilde.
‘Ik moet maar eens gaan.’ Zei Ineke na een tijd.
‘Zeker weten?’ Vroeg Marcello terwijl hij zijn teleurstelling probeerde te verbergen.
‘Ja, Früschtuckingen heeft geen hostel.’
Ineke stond op en ook Marcello verliet zijn stoel. Ze liepen samen naar de bar en rekenden apart af. Daarna liepen ze naar buiten, waar de fiets van Ineke stond.
‘Nou, ik zie je misschien wel weer.’ Zei Marcello die een beetje hoop had.
‘Als je mij echt aan het stalken bent wel.’ Ineke moest lachen, zette toen haar fiets weer terug tegen de muur van het eetcafé en vloog Marcello om de hals. ‘Het was gezellig, Marcello de stalker.’
‘Ik vond het ook gezellig.’ Mompelde Marcello die hoopte dat zijn hoofd niet vuurrood zag toen ze hem los liet.
‘Ga jij maar aan je zaken.’ Ze glimlachte, stapte op de fiets en reed weg. Maar terwijl ze over de straat reed keek ze meerdere malen achterom. En elke keer zwaaiden ze naar elkaar.
Pas toen ze uit het zicht was verdwenen drongen de woorden van Ineke tot Marcello door.
Hij was hier voor zaken! In paniek keek hij op zijn telefoon naar de tijd. Die was onverbiddelijk: 15:42.
Marcello stak in paniek de straat over naar de tabakzaak, die was nu wel open en de eigenaar, een wat oudere man, en een ongeveer even oude klant keken verschrikt om toen hij als een wervelwind binnen stormde en daarbij de deur een flinke klap verkocht.
‘Rühig!’ Eiste de eigenaar.
‘Sorry.’ Mompelde Marcello. Hij ging achter de klant staan en kon zijn zenuwen niet in bedwang houden. Het was nog 15:42.
Maar het was of de duivel ermee speelde. De oude klant bestelde zijn dingen op een snelheid die verklaarde waarom ze de oorlog hadden verloren. En om die reden nog duidelijker te maken deed de eigenaar net zo langzaam mee.
‘Und ein Lotto.’ Zei de man uiteindelijk.
‘Gleiche Zahlen?’ Vroeg de verkoper.
‘Natürlich.’
De verkoper voerde iets in op een computer en mopperde wat over moderne apparaten. Het lot kwam uit de printer en werd aan de man gegeven.
Het was exact kwart voor vier toen Marcello zijn bestelling door kon geven. De oude man was naar een tafeltje gelopen en keek naar een beeldscherm.
‘Een Lotto.’ Probeerde Marcello, tegen beter weten in. Hij had wel door hoe de magie werkte. Hij moest de juiste tijd op de juiste plek de juiste eindgetallen hebben. En één ervan klopte al niet.
‘Welche Zahlen?’
‘Drie, sorry, drei neun vier fünf.’ Zei Marcello in zijn beste Duits. Zijn hart klopte in zijn keel toen de man begon te lachen en naar de oude klant begon te roepen. Blijkbaar had die even daarvoor dezelfde getallen gekocht en het was even oud-Duits hilarisch tot Marcello het lot kreeg.
‘Holländer.’ Zei de verkoper die Marcello blijkbaar doorhad. ‘Lottoziehung, vier uhr.’
‘Vier uur.’ Herhaalde Marcello die een beetje bezwaard naast de nog nagrinnekende man ging staan. Op het scherm werd afgeteld tot vier uur waarna de nummers verschenen.
Marcello keek naar de bovenste regel. Zijn eindcijfers klopten inderdaad. Maar de rest niet. Maar hij was de enige in de zaak die niet in gejuich uitbarstte. De oude klant had schreeuwend zijn handen in de lucht gestoken en nadat de eigenaar het lot had gecontroleerd maakten ze een Horst Wesseldansje door de zaak. Marcello zat tegen die tijd, verbitterd en boos, weer in de auto. Klaar om de avondspits in te duiken.
---
De kruitdampen waren nog niet helemaal weg en her en der klonk er nog een eenzame knal van pubers die vuurwerk over hadden. Marcello had zijn handen diep in zijn jaszakken gestoken en snoof de januarikou in zijn neus. Hij ging weer loterijkaarten kopen. Zijn laatste kans op rijkdom. Hij had een week geleden nog oudejaarsloten gekocht, maar die had hij tien minuten in het nieuwe jaar al verscheurd. Om het lot nog wat verder te tarten had hij de lotnummers van het papiertje gebruikt. Maar behalve tientallen euro’s armer was hij er niets mee opgeschoten.
Het begon al donker te worden om deze tijd en Marcello werd eens in de zoveel tijd verblind door lampen van te snel rijdende auto’s. Hij had zelf ook de auto kunnen pakken, maar dat leek hem onzin omdat de Pmirera aan te lopen was. Toch had hij halverwege spijt omdat het wel erg koud was.
Een beetje grommend schudde hij zijn jas iets op en probeerde de warmte die zijn lichaam genereerde beter op te vangen. Met marginaal succes. Uiteindelijk kwam hij in wat ooit de bloeiende winkelstraat van het dorp was geweest. Maar die lag in het verleden. De bakker wist zichzelf met moeite overeind te houden, maar de slager was al verdwenen net als de andere kleinere zaakjes die niet konden opboksen tegen de prijzen die de winkelketens online en in de stad voerden. De dorpelingen namen liever een paar minuten de auto voor het grote winkelaanbod in de naburige steden dan dat ze genoegen namen met de beperkte keuze.
De Pmirera wist zich echter wel overeind te houden. Hoe wist Marcello niet, maar hij was er blij mee en zag de gouden lichten al van een afstand. Hij zette zijn pas op en hoorde toen een gil. Even was hij afgeleid en keek hij de straat door. Een auto zoefde langs, en verder was er niemand te zien. Toch was er rumoer. Voorzichtig keek hij in her rond en hoorde weer een schreeuw, van iemand in nood. Het galmde en kwam uit het steegje wat hij net was gepasseerd. Marcello liep, op kousenvoeten, een paar stappen terug en keek het smalle brandgangetje tussen twee huizen in. Hij zag een opstootje van plaatselijke jeugd die er duidelijk lol in hadden iemand te koeioneren. En aan te vallen. Er klonk weer een gil en Marcello trok zijn stoutste schoenen aan.
De kou vergetend zette hij met een brul de aanval in. Het feit dat hij het opnam tegen een stel oproerende pubers maakte dat hij er een paar een mep kon verkopen voor ze vloekend en tierend wegrenden.
Marcello keek ze hijgend na en draaide zich toen om.
‘Wat doe jij nou weer hier?’ Was het eerste wat hij uit kon brengen.
Ineke lag op de grond, haar haar zat verwilderd, haar kleren waren verkreukt en op sommige plaatsen gescheurd en haar fiets lag naast haar. De wielen in vreemde vormen met afgebroken spaken en loshangende onderdelen. Maar het meest raakte hem dat ze hier was.
‘Dat kan ik beter aan jou vragen.’ Ineke zoog op een wond aan haar hand.
‘Ik woon hier!’ Zei Marcello opstandig. Hij probeerde even zijn gedachten op een rij te krijgen en bedacht toen dat hij best wel hoffelijker kon zijn.
‘Kan je staan?’ Marcello stak zijn hand uit en hielp Ineke overeind.
‘Ja, dat gaat wel.’ Ze wankelde even en keek daarna naar haar fiets. ‘Nou, die gaat niet meer rijden ben ik bang.’
‘Wees blij dat je zelf nog heel bent.’ Marcello aarzelde. ‘Wat wilden ze van je?’
‘Ik hoop mijn portemonnee.’ Ineke voelde in haar zak en keek opgelucht toen ze die nog bij zich had. ‘Maar met pubers van tegenwoordig weet je het nooit.’
Marcello aarzelde even maar hakte toen de knoop door.
‘Kom mee, zo kun je niet verder.’
‘Ik moet verder.’
‘Hoe? Lopend? Waar had je naartoe gewild?’
'Berdenburg.’
‘Dat is nog een kilometer of twintig. Dat ga je niet redden.’ Marcello stak zijn hand uit. ‘Ik heb nog een logeerkamer over. Je kunt eten en douchen.’
Ineke aarzelde.
‘Ik ben te vertrouwen.’ Bezwoer Marcello haar. ‘We hebben elkaar nu al zo vaak ontmoet dat we bekenden van elkaar zijn.’
‘Dat is waar.’ Mompelde Ineke. ‘Ik ga wel met je mee.’
Ze liepen het steegje uit. Marcello ontfermde zich over de fiets, die reed niet meer en hij moest die meeslepen zodat een naargeestig geluid van staal op steen klonk. Toen ze weer aan de straat stonden droeg Marcello de fiets weer over.
‘Ik moet even iets doen, hier wachten.’
Voor Ineke iets vragen kon had Marcello al de benen genomen en liep hij de Pmirera in.
‘Een lot voor de Nederlandsche loterij.’ Zei hij aan de balie. ‘Eindcijfers acht, drie, acht, vier.’
Het meisje achter de kassa keek hem glimlachend aan.
‘Dat is grappig.’ Zei ze. ‘Net hadden we al een klant die precies diezelfde cijfers wilde.’
Marcello zuchtte, hij keek naar het papiertje en daarna naar de klok aan de muur. Wederom was hij te laat.
‘Dat is dan acht euro, meneer.’
---
Marcello had gekookt, de logeerkamer op orde gebracht. Daarna zijn woonkamer iets toonbaar gemaakt en zat nu op de bank. Het was een vreemde gewaarwording om zijn douche te horen stromen zonder dat hij eronder stond. Om op de bovenverdieping voetstappen te horen. Hij keek even naar de televisie en probeerde zich te bedenken wat hij moest doen. Waar moesten ze het over hebben als ze zodadelijk binnen zou stappen?
Sneller dan hij eigenlijk wilde moest hij tot een oplossing daarvoor komen omdat Ineke binnen kwam lopen. Ze zag er schoner uit en had andere kleren aangedaan.
‘Bedankt dat ik hier mag blijven.’ Zei ze. ‘Anders had ik… nu nog gelopen denk ik.’
‘Het is niets.’ Mompelde Marcello.
Ineke ging op de bank zitten, wierp een blik op de tv en daarna weer op Marcello.
‘Je had toch een lot gekocht?’
‘Ja.’ Knikte Marcello.
‘Nog wat gewonnen?’
‘Waarschijnlijk niet.’ Marcello dacht met spijt aan de vele miljoenen die hij had kunnen hebben.
‘Heb je het al gecontroleerd dan?’
Marcello keek haar even aan, pakte zijn Ipad en ging naar de site van de loterij. Ze schoof op toen hij het lotnummer invoerde. Heel dicht naast hem. Ze rook lekker.
‘Geen prijs.’ Zei hij teleurgesteld toen die boodschap op het scherm verscheen.
‘Nog niet.’ Zei Ineke vastbesloten. ‘Kijk, je kunt een tweede kans wagen.’
Ze wees op een knop die inderdaad voorstelde een tweede ronde te doen. Marcello keek haar even aan en drukte die toen in.
Het scherm was even een wirwar van kleuren en lottoballen.
‘Een gratis reis voor twee.’ Zei Ineke opgetogen. ‘Zie je wel dat je iets hebt!’
‘Ik ben een paar maanden geleden nog op reis geweest.’ Marcello keek naar het scherm en kreeg een inval. ‘Heb je misschien zin om mee te gaan?’
---
‘Wat doen we hier?’
‘Even bij iemand langs.’
‘Je doet toch niet echt in drugs?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
Marcello baande zich een weg door de verkopers van de markt, maar Ineke maakte zich duidelijk zorgen. Ze negeerde de verkopers die hun olifanten aanprezen net zo hard als Marcello. Toen ze eenmaal de overvolle markt waren gepasseerd kwam ze naast hem lopen, aarzelde en liet haar hand in de zijne glijden.
‘Moest je niet op de markt zijn?’
‘Nee, hier.’ Marcello hield halt voor de donkere open deur waar het meisje nog steeds buiten stond. Ze keek hem doordringend aan met haar donkere ogen.
‘Het ziet er eng uit.’ Concludeerde Ineke. ‘Ik ga hier niet naar binnen hoor!’
‘Dan wacht je buiten.’ Marcello kneep even in haar hand en keek haar even aan voor hij het duister in stapte.
‘Marcello, back again.’ Klonk het vanachter het vuur.
‘Inderdaad.’ Marcello liep naar de man en haalde het papiertje tevoorschijn. ‘Zie je dit?’
‘Ik zie al jaren niet meer, mijn jongen.’
‘Je getallen.’
‘Ze waren goed, hé?’
‘Ik heb ze alleen nooit te pakken gekregen.’
‘Was dat de bedoeling dan?’
Marcello zweeg.
‘Jij hebt nooit gevraagd om geld.’ Zei de man zacht. ‘Je zei dat ik wist welke toekomst je wilde. En ik wist dat, Marcello.’
‘Ja, ik wilde rijkdom.’
‘En dat heb je gevonden.’ Zei de man. ‘Je hebt geen rijkdom in geld, maar je hebt rijkdom in geluk.’
‘Ik vond mijzelf nou niet echt gelukkig.’ Marcello herinnerde zich de teleurstellingen.
‘Maar dat ben je nu wel. Kijk naar buiten, Marcello.’
Onwillekeurig keek Marcello naar de deuropening. Ineke zat op haar hurken en glimlachte tegen het meisje voor de deur.
‘Voel je dat? In de buurt van je maagstreek? Je kende dat gevoel eerst niet, en nu wel. Het gevoel van geluk is niet afhankelijk van geld, maar of je in staat bent lief te hebben en liefde te ontvangen. Eerst had je dat niet, en nu wel.’ Zei de man zacht. ‘Die mensen die de geldprijzen hebben gewonnen. Denk je echt dat die voelen wat jij nu voelt? Die zullen vast wel gelukkig zijn, op hun eigen manier. Maar niet zoals jij, die eerst hier alleen was en nu de ware schat van zijn leven gevonden heeft.’
‘Was dit je bedoeling?’ Vroeg Marcello, hij scheurde zijn blik los van Ineke. ‘Om mij en Ineke te koppelen?’
‘Niets was mijn bedoeling, Marcello.’ Zei de man mysterieus. ‘Alles is gelopen omdat jij op de juiste plaats op de juiste tijd was. En jij was daar zelf. Ik heb je niet gestuurd, jij koos er zelf voor.’
Marcello snapte het nog niet, maar hij wist wel wat de man bedoelde. Hij twijfelde en liep toen naar de deur.
‘Ik heb je helaas niets te geven.’ Zei hij halverwege de deur.
‘Dat hoeft ook niet, geef de wereld een beetje liefde en geluk. Daarvan is momenteel te weinig.’
Einde