Kerstverhaal 2012
Het zieke kind
De kale witte winterzon scheen minzaam door de grote ruiten van de ruime ziekenhuiskamer die was volgestopt met allerhande elektronica en apparatuur. Ademhalingsmonitoren, bloedmeters en infusen hielden het levenloze lichaam in het ziekenhuisbed in leven. Maar voor hoe lang nog?
Aan de rand van het bed zat een vrouw die probeerde te lezen wat er in de brief stond die ze zojuist had gekregen van de arts. Ze knipperde een aantal keren met de ogen in de hoop het misselijkmakende hoofdpijngevoel te verdrijven, en de waas die voor haar ogen was gekomen te verminderen zodat ze daadwerkelijk kon lezen wat er stond. Wat er echt tot haar doordrong waren flarden van de tekst die haar binnenste deden veranderen in ijs.
“… gezien de uitermate hoge kosten vinden wij als uw verzekeraar het te risicovol om deze behandeling uit te voeren. Wij zullen deze operatie dan ook niet vergoeden, voor eventuele vragen kunt u zich wenden tot onze website. Wij zijn nu ook dag en nacht bereikbaar via twitter!”
De vrouw voelde een enkel paar ogen op zich gericht en keek op. De arts die haar de brief was komen brengen stond aan de andere kant van het bed en keek haar observerend aan.
‘U wist dit?’ Vroeg ze.
‘Ik had u al gewaarschuwd dat verzekeraars niet blij zijn met kosten als deze.’
De vrouw las de brief nogmaals door.
“…adviseren wij u om te overleggen met de behandelend arts over alternatieve behandelmethoden…”
‘Zijn er…?’ Vroeg ze hoopvol, maar ze wist dat ze die vraag al duizenden keren had gesteld in de afgelopen week.
‘Nee, deze operatie is niet erg complex, maar wel duur. De zorggroep weigert op te draaien voor de kosten, u zult zelf de gelden bij elkaar zien te krijgen.’
‘Maar… is er dan niets anders?’
De arts schudde mistroostig zijn hoofd. ‘Uw zoon zal overlijden binnen een week als deze operatie niet wordt uitgevoerd. U kunt misschien in dit stadium overwegen om zijn lijden te verzachten of te verkorten. Door middel van medicijnen zijn we in staat om de terminale fase sneller te betreden.’
De vrouw zei niets, ze keek naar de gesloten ogen van haar zoon, zijn huid was al wasachtig bleek en het was afschuwelijk te zien dat iemand die tot voor kort zelf rondrende nu in leven moest worden gehouden door slangetjes en machines.
‘Ik laat u alleen.’ De arts draaide zich om en deed het aangekondigde.
Ze was niet alleen, ze was samen met haar zoon, maar nog nooit had ze zich zo eenzaam gevoeld. In een korte tijd had ze alles verloren waaromheen ze haar leven had opgebouwd, en nu was er niets meer over van wat eens was.
‘Goedenmiddag, mag ik misschien binnen komen?’ Een man in een driedelig pak en een aktetas stond ineens in de deuropening, de geluiden van een ziekenhuis in vol bedrijf waren duidelijk hoorbaar door de nu geopende deur.
‘Waarom niet.’ Mompelde de vrouw. ‘Bent u van de verzekering?’
‘Nee.’ Zei de man vrij luchtig. Hij ging eerst op de plek staan waar net de arts ook had gestaan en keek naar het lichaam voor hem.
‘Hij is nu al een week…?’ Vroeg de man die de formulieren aan het einde van het bed bestudeerde.
‘Hij wordt, volgens de artsen, in een kunstmatige slaap gehouden om hem stabiel te houden, maar ze zeggen dat het niet voldoende is om hem in leven te houden.’
‘Dat is slecht nieuws.’ Zei de man meelevend. Hij pakte een stoel en ging ongevraagd naast de vrouw zitten. ‘Was, is… uw zoon iemand die graag meedenkt met anderen?’
‘Ja, hij zat op sport, kon goed leren, was populair in de klas.’ Zei de vrouw plichtmatig, ze wist zich echter niet te herinneren of die laatste twee dingen waar waren.
‘Mooi.’ Zei de man. ‘Zou hij dan ook andere mensen echt kunnen helpen, redden van de dood? Zou hij dat doen?’
‘Ik denk het wel.’ Zei de vrouw aarzelend.
‘Uw zoon heeft onder de huidige omstandigheden niet lang meer te leven.’ Zei de man die zijn handen vouwde, maar snel weer zijn aktetas pakte en die open klikte. ‘De lijst voor orgaandonoren is ontstellend lang…’
De vrouw schrok op.
‘…u kunt overwegen om enkele organen af te laten staan aan kinderen.’
‘Maar mijn zoon is niet dood!’ Ze sprong op.
‘Vrij snel wel.’ Zei de man.
‘Hij is niet dood!’ Ze pakte de hand van haar kind, die slap aanvoelde, de slangetjes drongen hier met naalden zijn lichaam binnen en voerden druppelsgewijs verschillende vloeistoffen aan. Ze wist dat ze niet loog, ze voelde in de dunne pols een hartslag. Maar ze wist ook dat ze niet de waarheid sprak. Met trillende vingers legde ze de arm weer terug en rende het ziekenhuis uit, de man, de artsen, haar zoon achterlatend.
Het was kerstavond, normaal had ze haar zoon naar bed toe gebracht, had hem een verhaaltje voorgelezen over het kerstkind en had hem beloofd dat ze morgen de cadeautjes zouden uitpakken. Met een gelukzalig gezicht was hij dan ingeslapen. Haar man had beneden gewacht met glühwein, en een klein presentje.
“Voor mijn eigen allerliefste.” Fluisterde hij altijd wanneer hij dat cadeautje gaf, meestal had hij het gedaan alsof hij een aanzoek deed. In knielende positie. Want in het pakje zat altijd iets duurs, iets moois.
Maar dit jaar zwierf de vrouw door de stad, er wachtte haar een leeg huis, niemand was er meer, waarom zou ze naar huis gaan?
De stad was redelijk verlaten, iedereen zat nu natuurlijk binnen, te genieten van het samenzijn dat hoorde bij kerstavond. De winkels waren gesloten en alleen de kleurige etalages en lichtgevende decoraties boven de winkelstraat deden haar eraan herinneren dat het een tijd van vrolijkheid was.
Maar er was nog wel iets open, ze zag de flikkerende raamdecoratie en liep er op goed geluk op af. Ze opende de deur en zag dat ze de enige was, op een barman na, die achter de balie stond.
‘Goedenavond, jongedame.’ Zei de op leeftijd zijnde barman toen hij de vrouw opmerkte. ‘Kan ik u iets inschenken?’
De vrouw ging zitten aan de bar en hoopte niet dat ze er te wanhopig uit zag.
‘Iets sterks.’ Zei ze. ‘Kies maar wat.’
‘In dat geval krijgt u de eerste gratis.’ Zei de barman glimlachend. ‘Ik weet natuurlijk niet wat u lekker vindt.’
De vrouw dronk gulzig wat er haar voor werd gezegd en hoorde dat de deur van de kroeg open en dicht ging.
‘Wijn graag.’ Zei de man, ook op leeftijd, terwijl hij zijn geruite jas uitdeed en ophing aan een staande kapstok. Hij liep om de pooltafel heen en ging naast de vrouw zitten terwijl hij zijn eveneens geruite, gerande hoed op de bar legde.
Hij nam de wijn aan van de barman, nam een slok en keek toen naar zijn buurvrouw.
‘Ik zie hier niet vaak dames alleen.’ Zei hij toen hij de vrouw in zich opnam.
‘Alleen.’ Mompelde ze terwijl ze de barman opnieuw liet inschenken.
‘Mensen zonder anderen zijn meestal alleen.’ Zei de man wijs, hij nam nog een slok van zijn witte wijn en verschoof zijn hoed iets zodat hij de vrouw wat dichter kon naderen. ‘U heeft een zware tijd achter de rug.’
‘Valt het me aan te zien?’ De vrouw voelde aan haar warrige haren en stelde vast dat het dat moest zijn.
‘Inderdaad, maar niet veel mensen gaan aan de sterke drank zonder een aanleiding.’
Ze bekeek het halfvolle glas met de bruingele vloeistof en voelde een grinnik opkomen, eentje die geboren werd uit pure ironie.
‘Ik drink normaal niet.’ Zei ze. ‘Hij deed dat altijd.’
‘Hij?’
‘Mijn… man. Hij nam onze zoon mee naar de voetbal, terwijl de jongen trainde dronk hij een paar pilsjes in de voetbalkantine en reed daarna weer terug. Maar de afgelopen keer, waren het een paar biertjes te veel.’
‘Och heden.’ Mompelde de man.
‘Ik heb mijn man van de week begraven. En als ik niet snel geld bij elkaar krijg dan ligt mijn zoon er volgende week naast. Als hij niet wordt geopereerd gaat hij dood, en de verzekering wil het niet vergoeden…’ ze voelde tranen van onrechtvaardigheid opkomen. ‘En… ik heb niets meer. Niemand meer!’ Alsof het haar laatste redding was greep ze het glas beet en dronk het in een teug leeg. ‘Gooi nog eens vol!’
De geur van uitdrogende dennennaalden prikte in haar neus, maar ze werd echt wakker van de kerkklokken die luid hun geklingel over de woonhuizen uitstortte. Eerste kerstdag.
De vrouw kroop overeind en voelde aan haar hoofd, ze had hoofdpijn, was duf en had blijkbaar op de bank geslapen. De lichten in de kerstboom knipperden haar vriendelijk toe. De stapel cadeautjes eronder was haast uitdagend en irriterend. Maar er was niemand die vrolijk naar beneden stormde om als eerste een pakje te pakken.
In plaats daarvan ging de vrouw er zelf op haar knieën naast zitten. Ze voelde zich schuldig dat ze zich had bedronken terwijl ze haar zoon zou verliezen, vooral omdat zij hem zou verliezen door de drank.
Ze keek naar de stapel hebbedingetjes omgeven door prachtig cadeaupapier, ze zag haar eigen naam, die van haar man en haar zoon. Twee van de drie zouden de pakjes nooit uit komen pakken.
Ze overdacht, wat ze zich nog kon herinneren, van de dag ervoor en hoorde de woorden van de man in pak. Was het niet egoïstisch om het moment wat toch moest komen uit te stellen?
Maar voor dat moment komen zou wilde ze in elk geval de traditie in stand houden, ze pakte een klein pakje met de naam van haar zoon, het leek tientallen tonnen te wegen, het gewicht van al haar zorgen leken in dat kleine pakje te zitten. Ze stond op, deed haar jas aan en toog naar het ziekenhuis. Ze zou, voor de allerlaatste keer kerst met haar zoon vieren, ze zou het pakje voor hem uitpakken, hoewel hij het niet kon zien, er nooit mee kon spelen, ze zou zichzelf de illusie voeden dat het net zo was als altijd, met de pakjes rond de boom.
Toen ze in de ruime ziekenhuiskamer kwam kreeg ze echter de schrik van haar leven. De apparaten waren uitgeschakeld, de infusen waren weg. Met een gil sprong ze op het bed af, maar ook haar zoon, haar kind, lag niet meer onder de dunne ziekenhuisdekens.
‘Mevrouw!’ Een paniekerig kijkende arts kwam naar binnen gestormd en probeerde haar in bedwang te houden, duidelijk in de, juiste, veronderstelling dat ze hysterisch zou worden.
‘Waar is hij?’ Vroeg ze terwijl ze het pakje liet vallen en de inhoud, een modelauto, aan diggelen viel.
‘Het is goed met hem, de operatie is geslaagd. Hij ligt nu op de intensive care.’
‘Operatie?’ Vroeg de vrouw.
‘De operatie is betaald, we zijn meteen aan de slag gegaan, hij is nog niet ontwaakt, maar de voortekenen zijn hoopvol. Hij zal volledig herstellen. Hij gaat niet dood.’
De vrouw had even de tijd nodig de dwingende en kalmerende woorden van de arts tot zich door te laten dringen.
‘Hoe?’ Vroeg ze na een paar minuten waarin ze haar adem weer onder controle wist te krijgen.
‘Iemand heeft betaald.’ Zei de arts schouderophalend.
‘Wie?’ Vroeg ze terwijl ze de schouder van de man vastpakte. ‘Wie heeft betaald? De verzekering?’
‘Nee, het was een man, wilde niet zeggen wie hij was, maar hij liet dit achter. Voor u.’ De arts greep in de zak van zijn lange witte doktersjas en haalde een kartonnetje tevoorschijn. De vrouw pakte het aan en herkende het als een bierviltje. Voorop stond het biermerk vermeld, maar op de achterkant stond een korte rijm:
“Zelfs wanneer het tegenzit,
Verdrink dan niet je zorgen
Zelfs al lijkt het einde zoek
Er ligt altijd iets prachtigs rondom de volgende hoek”
Einde