Donkere wolken pakten zich samen boven het huis toen ik uit mijn bedrijfsbusje stapte. Het had daardoor iets onheilspellends. Deze augustus was tot nu toe droog en heet geweest. Een goede regenbui zou welkom zijn voor iedereen. Zelfs het onkruid vond de droogte maar niets en de brandnetels en distels, die rondom het huis welig tierden, waren slap en bruin.
‘Ah!’ Een stem klonk en de voordeur van het huis ging open. ‘U bent hier voor de bezichtiging? Mooi, ik ben de makelaar.’ Een vrouw met een map in de arm verwelkomde mij in het huis en schudde mij de hand.
‘Zoals u ziet is het heerlijk vrij hier.’ We stonden in een kleine hal en ze gebaarde naar de open deur. ‘Veel uizicht over de polder. U kunt tot Herwijk kijken op heldere dagen.’
‘Het ligt inderdaad in het midden van nergens.’ Beaamde ik.
‘Ja, het is een eindje rijden naar het dichtstbijzijnde dorp.’ Zei de vrouw aarzelend. ‘Maar u hebt geen last van buren! En de weg is rustig.’
We liepen door naar de woonkamer, ruim. Een open trap naar boven waar drie slaapkamers waren en een goede badkamer.
‘De woning is van alles voorzien.’ Zei de makelaar toen ik mijn goedkeuring liet blijken. ‘Riolering, water, gasaansluiting, internet, kabel.’ Somde ze op. ‘Alles wat iemand nodig heeft. En u heeft een eigen bedrijf? Er is een garage waar u uw auto kwijt kunt, en als opslag kunt gebruiken.’
‘Het ziet er netjes uit.’ Merkte ik op. En dat was ook waar, alles was leeg en duidelijk al een tijdje niet schoongemaakt. Maar dat was te overzien. De vloer leek nauwelijks gebruikt. De muren waren gestuct en ondanks het stof voelde het fris aan. ‘En de prijs staat mij ook aan.’
‘Ik raad u aan om er niet al te veel vanaf te snoepen.’ Zei de makelaar waarschuwend. ‘Het huis is erg gewild.’
Dat begreep ik ook wel. Al vroeg ik mij wel af waar de adder onder het gras zat. Waarom was dit huis zo goedkoop op de markt? Die gedachten vervlogen in de weken daarna. Ik regelde zaken met de bank, tekende koopcontracten en werd de trotse eigenaar van mijn eigen huis!
Begin september kwam de verhuiswagen bij mijn oude huis voorrijden en hielp ik de verhuizers met het inladen. Daarna reden ze achter mijn bedrijfsbusje aan naar het huis en begonnen we met het uitladen van de vrachtwagen.
Halverwege ratelde een tractor voorbij.
‘Ahoy!’ Riep de wat oudere boer op de bok. ‘Welkom in de buurt, buurman!’
Ik zette de doos met dvd’s neer en zwaaide.
‘Ik dacht dat het nooit verkocht zou worden!’ Brulde de boer.
‘Dat lijkt mij sterk.’ Zei ik. ‘Het was nu niet bepaald duur. En in deze omgeving.’
Ik keek rond.
‘Ik woon daar!’ Wees de boer naar een boerderij en erf met een grote schuur verscholen achter bomen. ‘Dus ik hoop niet dat je veel lawaai gaat maken.’ Hij lachte luid.
‘Ik zal dat niet doen.’ Beloofde ik.
‘De kans dat ik het hoor is klein.’ Hij keek naar de verhuizers die een bank naar binnen tilden. ‘Je woont hier alleen?’
‘De gevierde vrijgezel!’
‘Alleen in dit huis?’ Vroeg de boer. ‘Je hebt wel lef.’
Ik keek naar het huis en vroeg mij af wat de man bedoelde. Was hij soms een ouderwetse die vond dat een man een vrouw nodig had voor het huishouden?
‘Niemand heeft het je verteld?’ De boer keek nu ongelovig. Hij zette de tractor uit en sprong van het landbouwvoertuig af. Hij liep naar de heg en keek mij aan. ‘Het spookt hier.’
Ik keek de boer met knipperende ogen aan en kon het niet laten te lachen.
‘Spoken?’ Vroeg ik. ‘Nou, alleen ben ik dan niet. Toch?’
‘Je begrijpt me verkeerd.’ De boer leek het niet grappig te vinden. ‘Dit huis, het spookt. Er zijn doden gevallen.’
‘Vast.’ Pochte ik.
‘Nee, werkelijk!’ Riep de boer. ‘Het is een triest verhaal, maar daarom staat het zo lang leeg. Jaren terug…’
‘Er was eens.’ Ginnegapte ik.
‘Houd je waffel.’ Zei de boer boos. ‘Ik probeer je iets duidelijk te maken!’
Ik keek geschrokken terug terwijl buurman boer zich weer in zijn rol in ging leven.
‘Jaren terug was er een stel dat dit huis kocht. Hij werkte bij defensie en zij deed van alles wat. Ze was actief in verenigingen en had een goed sociaal leven. Het stel leek een mooie toekomst te hebben. Tot hij werd uitgezonden naar Afghanistan. Maanden zat zij hier alleen, en ze was dolblij toen hij thuiskwam. Op tijd voor kerst.
Maar iets in hem was veranderd. Ze waren niet het gelukkige koppel van ooit. Hoezeer zij ook haar best deed; hij bleef afstandelijk. Alles zou goed komen met kerst. Op kerstavond had zij een diner bereid, ze ging naar boven om haar beste jurk aan te trekken. Toen ze beneden kwam schoot haar man, haar ooit liefhebbende man, haar neer. Daarna sloeg hij de hand aan zichzelf.
PTT Telecom noemden ze het volgens mij.’
‘PTSS.’ Verbeterde ik.
‘Ja, PTTS.’ Knikte buurman boer. ‘Hoe dan ook. Zij waart hier nog altijd rond.’
Ik wist niet hoe ik moest reageren. Lachen kon ik niet om dit verhaal, hoe idioot het ook was. Cliché. Maar hem in zijn gezicht zeggen dat ik het onzin vond, dat vond ik ook niet kies.
De boer had misschien door wat ik dacht.
‘Doe ermee wat je wilt.’ Zei hij en hij liep terug naar zijn tractor. ‘Maar nu weet je het in elk geval. En dat is ook waarom het leeg staat en zo goedkoop is.’
Hij startte zijn tractor weer en na een zwaai reed hij verder.
Ik keek hoe de boer verder tufte en draaide mij om. Mijn huis, mijn nieuwe eigen huis een spookhuis?
Ik kon het niet laten te lachen. Die plattelandslui! Gek als een deur waren ze!
Van spoken was dan ook totaal geen sprake toen ik die avond op de bank plofte en de televisie aanzette. Heerlijke rust was het juist. Ik hoorde de vogeltjes kwetteren in de bomen buiten. Blijkbaar was buurman boer nog steeds aan het werk want ik hoorde ook landbouwvoertuigen. En toen de avond inviel was het enige licht dat van de maan, de sterren en het dorp in de verte. En natuurlijk de televisie met een goede actiefilm. Ik zette het geluid flink hard en de kogels knetterden door de boksen. Het was toen dat ik dacht dat ik iets vanuit mijn ooghoeken zag. Iemand zat op de andere hoek van mijn bank!
Ik voelde mijn spieren samenspannen en ineens leek het heel koud. Ik durfde nauwelijks adem te halen. Niet eens te kijken! Langzaam draaide ik mijn hoofd, bang voor wat ik zou zien.
Maar er was niets. Alleen maar een lege hoek van de bank.
Hortend en stotend ademde ik uit.
‘Rotboer!’ Foeterde ik. Als hij niet met dat spookverhaal aan was komen zetten! Nu zag ik spoken! Natuurlijk zag ik spoken!
Geen echte spoken natuurlijk, want die bestaan niet. Maar van die hersenspinsels die je zenuwachtig maken. Ik had misschien gewoon een schaduw gezien van iets dat langs was gekomen. Ja, dat was het! Al die auto’s die over dit achterafweggetje kwamen voerden natuurlijk groot licht. Dát had ik gezien!
Maar hoe zeer ik mijzelf ook overtuigde, ik voelde me bekeken. Zelfs Daniel Craig kon mij niet meer afleiden met zijn capriolen. Een van de Bondgirls lukte het nog wel. Maar ook niet voor lang. Ik bleef maar kijken naar de hoek van de bank. Ruim voor mijn eigenlijke bedtijd besloot ik dat ik moet was en na de lange verhuisdag slaap nodig had. Dat was het!
Ik zette de lichten aan en de televisie uit. Daarna zette ik elke lamp op de route naar de slaapkamer aan.
Dit was natuurlijk om te voorkomen dat ik over iets zou struikelen in het donker. Men moet niet denken dat ik bang was spoken te zien! Ik bedoel; ik woonde net in dit huis. En hoewel alles opgeruimd was en er geen losse planken of spullen waren wilde ik natuurlijk niet dat ik mijn kleine teen zou stoten. Of mijn grote. Of… nou ja. Ik ging slapen.
De weken daarna was het lastig wennen aan het huis. De dagen nadat ik in was getrokken gebeurde er niets vreemds. Al dacht ik wel dat ik aan het einde van de gang een donkere schaduw zag staan toen ik midden in de nacht naar de wc ging. Ook weer lichtval want toen ik het licht aandeed was het weg.
Toen oktober kwam, en de eerste herfststorm volgde, keek ik naar een goede film op Netflix en hoorde ik boven voetstappen. Wat logisch is voor een vrijstaand huis waar de koelte in komt. Het huis was dan niet zó oud. Maar het was ook niet bepaald nieuw. En als er inderdaad een tijd niemand in had gewoond moest het huis ook wennen aan de bewoner! Veel mensen doen dit af als onzin, maar ik wist het zeker. Als glaszetter in nieuwe huizen ondervond ik dit aan den lijve. Veel huizen namen na een tijd ook de geur van hun eigenaar over. Bij rokers iets sneller, maar er was een bepaald punt dat je ergens binnen kon stappen en kon ruiken wie de eigenaar was. En daar was mijn huis nu mee bezig. En daar zou de vrouw die nu op de trap stond ook wel mee te maken hebben!
Ik verstijfde en keek naar de trap.
Daar stond een vrouw. In een lange avondjurk. Ze keek terug.
Mijn adem stokte. Wat moest een vrouw in mijn huis? Ik ben gelukkig vrijgezel!
Net toen ik mijn mond opende was ze weg. Ik knipperde met mijn ogen. Maar de trap was werkelijk leeg.
‘Hallo?’ Probeerde ik. Een onbehaaglijk gevoel maakte zich van mij meester. ‘Is er iemand?’
Ik slikte en krijste het uit toen een luide knal klonk.
Een bliksemflits en een donder zette de kamer in een licht alsof er een foto werd gemaakt. En even dacht ik een figuur te zien bij de eettafel. Ik stond op en rechtte mijn rug.
‘Spoken bestaan niet.’ Fluisterde ik.
En inderdaad was er niets bij de eettafel. En niets op de trap. Na een paar momenten durfde ik het aan om alles te doorzoeken. Ik zag niemand. Niemand in de garage. Niemand in de keuken. Niemand in de woonkamer en hal. Niemand op de trap en niemand in de slaapkamers boven.
De donder en bliksem trokken langzaam weg.
De rest van oktober deed ik alsof mijn neus bloedde. Ja, ik zag af en toe een vrouwenfiguur aan de eettafel zitten. Soms hoorde ik pannen rammelen in de keuken. De voetstappen op de bovenverdieping bleven en toen ik in het laatste weekeinde van oktober de klok een uur terug wilde draaien was dat al gebeurd.
Ik voelde mij een beetje een truckchauffeur. Mij lijkt het dat iemand die met zijn vrachtwagen naar Engeland tuft onmogelijk niet door kan hebben dat er iemand in zijn bak zit. Natuurlijk hebben ze dat door; maar alle vreemde gebeurtenissen zullen ze wegschrijven aan toevalligheden. Constant gebonk in de bak is van een loszittende lading of een trommelende rem. Dat soort dingen.
Maar toen ik een keertje thuis kwam uit mijn werk zag ik een koud kopje koffie op het aanrecht staan. En ik had die zeer zeker niet gezet.
Alsof het een kunstobject betrof bekeek ik het kopje, zonder aan te raken.
Wat moest ik hier nu mee?
‘Spoken bestaan niet.’ Fluisterde ik. Ik moest gewoon vergeten zijn dat ik koffie had gezet en het hebben laten staan toen ik vanochtend naar het werk was. Dat was het!
Ik durfde het kopje niet op te ruimen en werkte eromheen toen ik mijn maaltijd kookte. Toen ik die avond naar bed ging stond het er nog. En de volgende ochtend ook, maar toen was de koffie verdwenen. Opgedronken? Verdampt?
Toen ik weer thuis kwam uit mijn werk stond het kopje er nog. Maar het zag er vreemd uit. Ik bekeek het weer. Er zat geen koffie in, maar toch…
Dat laatste werd duidelijk toen ik mijn boodschappen op het aanrecht legde. Het kopje kraakte en viel in tientallen stukjes uiteen. Alsof het van poeder was gemaakt.
Ik moest nu, voor het eerst, toegeven dat ik bang was. Wie, of wat, had dat kopje neergezet? Leeggedronken en zo toegetakeld dat het uit elkaar viel?
Pas nadat ik het kopje, of wat ervan restte, op had geruimd was ik ervan overtuigd dat het gewoon gestuiterd had. Dat kon, toch?
November denderde verder en toen de Sint het land uit was sleepte ik een kerstboom de woonkamer in en begon die te versieren. Ik gooide, redelijk ceremonieloos, de lampjes over de takken, gevolgd door een glitterende slinger. Daarna deed ik voorzichtig een kerstbal aan een vervormde paperclip en hing die aan een tak.
Dat was de eerste. Maar toen ik mij omdraaide om de volgende bal te pakken hoorde ik brekend glas. Ik keek weer om en zag de bal in stukken op de vloer liggen.
Misschien was de paperclip zwak geweest, of de tak te flexibel. Dat kon. Dus ik gebruikte voor de nieuwe bal een andere tak. Maar ook hier, nog geen tel nadat ik mij om had gedraaid, rinkelde glas op het laminaat.
‘Spoken bestaan niet.’ Mompelde ik kijkend naar het glas. Eigenwijs hing ik een nieuwe bal tussen de groene takken. Nu op een plek waar ze onmogelijk kon vallen of breken. Maar hetzelfde resultaat.
Mijn volgende poging bestond uit drie ballen tegelijk. Ik keek ernaar. Geen enkele beweging. Maar alle drie vielen ze zodra ik mij weer had afgewend.
‘Oké!’ Riep ik uit. ‘Dat is de druppel! Wat wil je?’
De lezer zal nu misschien denken dat ik gek was geworden. En zo voelde het voor mij ook. Maar mijn excuses waren op. Hier was iets vreemds aan de hand. Iets heel vreemds. En zo veel ballen had ik niet meer over.
Ik luisterde even intens. Waren er voetstappen? Was er iemand? Iets?
Ik maakte een sprongetje van schrik toen de televisie aan sprong. De kanalen ratelden langs op een manier die onmogelijk was voor mijn afstandsbediening. Waar ik niet aan zat overigens.
Het zappen stopte bij een zender waar reclame bezig was.
“Een vrolijk kerstfeest voor iedereen bereik je met onze producten.” Zei een vrouw die door de winkel liep en af en toe iets oppakte. “Voor een perfect kerstdiner hier tiramisu! En een eendenborst. Nu in de aanbieding!”
De reclame was voorbij en het schakelen begon weer.
“Een kerstdiner voor jou, voor mij?” Vroeg een stem van een glamourreclame. Weer zappen naar een mannenstem. “Een vrolijke kerst begint natuurlijk op tafel!”
Ik voelde me een idioot toen ik naar de reclames keek en mijn mond open deed.
‘Moet ik een kerstdiner maken? Voor ons? Laat je me dan met rust?’
De tv ging uit en wat restte was stilte.
Het was vreemd dat daarna een soort rust terugkeerde in mijn huis. De ballen bleven in de boom hangen, ik hoorde of zag niets vreemds meer. Maar ik moest mijzelf in de arm knijpen om te bevestigen dat ik niet fantaseerde.
Had ik een kerstdate met een geest? Een spook? Of was ik gek aan het worden.
Een deel van mij wilde inderdaad dat ik naar de apotheek zou gaan, de dokter en het gekkenhuis om alle pillen te halen die er waren. Was ik een gevaar voor mezelf? Was ik een gevaar voor anderen? Was ik gevaarlijk aan het worden?
Gevaarlijk of niet. Ik kocht wel een kerstdiner voor twee mensen. En op de dag voor kerst kookte ik voor twee. Als een idioot.
Ik dekte de tafel voor twee en zorgde ervoor dat er voldoende te drinken was voor twee.
Normaal deed ik gourmetten met kerst, ja ook in m’n eentje! Maar ik wist niet of een spook daar wel mee om kon gaan. Ik zat er niet op te wachten dat de hete pannetjes mij om de oren zouden vliegen en de houten spateltjes tegen het plafond.
Aten spoken wel? Ik probeerde dat te bedenken toen ik de aardappelen bakte en de biefstukken in de pan deed. Ik dacht terug aan de komische spookfilms die ik ooit had gezien. Hoe de ooms van Casper aan het eten waren geslagen en hoe alles door hun lichamen was gevallen. Moest ik dadelijk de biefstuk van de stoel schrapen?
Intussen schreeuwde de redelijkheid in mij dat ik idioot bezig was. Ik was toch geen kind dat geloofde in spoken en geesten? Wat mij mee had gesleept was een raadsel, maar alles was idioot.
Ik was daar ook van overtuigd toen ik de biefstukken op de borden legde en de aardappelen verdeelde. De kaarsen had ik aangestoken en ik ging zitten.
Dit was idioot.
Toen hoorde ik boven voetstappen. De deur boven aan de trap ging open en dicht en op de trap verschenen twee voeten en benen.
‘Spoken bestaan niet.’ Fluisterde ik voor de zoveelste keer. Maar wat liep er anders de trap af?
Ik stond op. Het was een vrouw. De vrouw die ik al eerder had gezien op de trap. Bij de eettafel. Vanuit mijn ooghoeken.
Ze leek tastbaar. Ze leek echt en in leven. Al viel mij op dat haar mond niet glimlachte. Haar ogen waren star toen ze onder aan de trap stond.
Ik kuchte en liep naar de plek waar zij zou gaan zitten. Zo was in elk geval mijn plan. Ik schoof de stoel weg en bood die aan.
Als het koken voor twee nog niet maf genoeg was was het deze gewaarwording wel: ze liep naar de stoel en zou mij hebben aangestoten. Maar in plaats van een bonk tegen mijn arm voelde ik niets. Ze bewoog er dwars doorheen!
Ik duwde de stoel aan toen ze bewoog te gaan zitten, en het was of er geen gewicht in zat.
Zelf nam ik weer plaats voor mijn biefstuk maar eten kon ik niet. Ze keek mij aan met haar strakke ogen die niet knipperden.
Ik kuchte en vroeg me opgelaten af wat ik nu moest doen. Eten terwijl zij je aanstaart? Of moest ik wachten tot zij zou gaan eten?
‘Ik heb wel vaker een vreemde kerstavond gehad.’ Begon ik. ‘Een paar jaar geleden nog werd ik ineens gebeld door de kerk. Er was een ruit ingegooid en onderweg daarnaartoe heb ik al mijn ruiten verspeeld aan een vluchtelingengezin, en een bejaardenhuis. Nou, in de kerk waren mijn ruiten dus op.’ Ik had mijn ogen op mijn bord gericht en keek even op. Haar blik was niet veranderd. Het kon ook zijn dat ze niet aan het luisteren was. ‘Ik ben glaszetter. Ik heb mijn eigen bedrijf: Glaszetterij het Rinkeltje. Naam heb ik zelf bedacht.’
Ik had net zo goed tegen de stoel kunnen praten denk ik. Misschien deed ik dat ook wel. Ik vroeg me af hoe beledigend het was om je handen te laten klappen voor iemands gezicht. Levend zouden mensen het niet leuk vinden, maar zou ik een spook beledigen door dat te doen?
‘Wat doe je hier?’ Vroeg ik voor ik mijzelf kon bedwingen. ‘Wat wil je?’
Dat gaf wel een reactie, en ik schrok er zelf bijna van. Ze keek nu een beetje verbaasd. Voor zover ik dat kon opmaken uit haar niet knipperende ogen.
‘Ik heb hier een kerstdiner. Dat wilde je toch? Maar wat wil je verder? Ik ben gelukkig vrijgezel. Je bent een knappe… vrouw. Maar je denkt toch niet dat dit kan werken?’
Haar mondhoeken zakten en ze keek naar de biefstuk en daarna naar de kaarsen.
‘Ik wil je niet weg hebben.’ Loog ik. ‘Maar wat wil je verder? Is het misschien niet tijd om… verder te gaan?’
Ik vond dat laatste wel een goede zin. Dat hoorde je altijd in films en series! Spoken en geesten waren nu eenmaal zielen die niet “verder waren gegaan”. Toch?
Misschien dacht ze dat zelf ook. Ze stond ineens op, draaide zich om en liep weg. Ze deed een poging de deur naar de gang te openen, maar liep er dwars doorheen.
Ik stond snel op en volgde haar. Maar ze was niet in de gang. En toen ik buiten kwam was ze ook daar niet. Alleen mijn eigen adem vormde wolkjes in de koude kerstnacht. Er was geen spook. Geen geest. Geen ziel. De lichten kwamen van het dorp en van de sterren.
Ik vroeg me af of ze weg was. Of ze nu rust had gevonden. Ik hoopte het, niet alleen voor mijn eigen gemoedsrust maar ook voor haar.
‘Spoken bestaan niet.’ Mompelde ik terwijl ik de deur weer sloot. Aan de andere kant: als spoken niet bestonden, wat had ik dan meegemaakt?
Ik liep terug naar de kerstdis, het was jaren geleden dat ik zo uitgebreid had gekookt. Voor een spook? Een fantasie?
Wat het ook was. Ik had het een laatste vrolijke kerst bezorgd. Precies wat ze had gewild. Ik schonk een glas wijn in en toostte.
‘Vrolijk kerstfeest.’ Mompelde ik. ‘Zelfs voor spoken die niet bestaan.’
Einde
Nawoord;
Ik begin elk jaar rond juli al met het bedenken van het kerstverhaal. Nu lijkt dat erg vroeg, maar ik wil het niet op het laatste moment doen. Nu had ik al een hoop onderwerpen de revue laten passeren. Het was midden in de nacht ergens half september dat ik wakker werd en het beeld op mijn netvlies gebrand stond. Het beeld van iemand die aan een goedgevulde kersttafel zat, samen met een spook. Om de een of andere reden wist ik dat ik hier een kerstverhaal uit kon persen.
Het verdere verhaal werd al snel bij elkaar gesprokkeld. Een boer die het spookverhaal vertelt. Het tragische verhaal van een vrouw die is neergeschoten door haar man die was uitgezonden naar een ver land. En die bij terugkeer niet de juiste hulp kreeg. Het enige wat zij nog wilde was een laatste kerstdiner. Want als een goed spookverhaal betaamd moeten spoken en geesten wel hun laatste wens krijgen alvorens ze “verder” kunnen.
Vlak voor ik, half november, begon met schrijven vroeg ik mij af of dit wel een goed onderwerp was voor een kerstverhaal. Konden geesten en spoken wel? En hoe moest ik het schrijven?
Over de spoken kon ik uiteindelijk kort zijn: er was geen enkele reden om geen spoken in een kerstverhaal te plaatsen. Het beroemdste kerstverhaal, A Christmas Carol, telt maar liefst drie geesten! Eén zou dus niet uit de pas lopen.
Als hoofdpersonage heb ik een hoofdpersoon uit een eerder kerstverhaal aan de haren erbij getrokken, te weten die van “De Glaszetter.”
Ik hoop dat de kerstsfeer een beetje spreekt. Iedereen fijne kerstdagen en weer tot volgend jaar!
Dion Bouman
18-11-2019