“Voorzichtig.” Maan ik mijn neefje van bijna twintig maanden terwijl hij, met een oermannelijk enthousiasme, de hamer van mij overneemt. Voorzichtig hurkt hij door zijn knietjes en laat het staal van de hamer met een zachte tik op de stenen terecht komen. Naast het doel; een tentharing om de partytent van mijn oma te verankeren. Omdat mijn broertje, zoals eerder gezegd, in het land was had hij een paar dingen op zijn programma gezet. Naar de Efteling hadden we al gehad, maar hij wilde ook de ouderwetse hete kip van mijn oma eten. Diezelfde oma die al een paar keer de opmerking had laten vallen dat ze een partytent wilde.
Nu had ze die wel op voorraad maar niet de kennis, mogelijkheden of mankracht om die op te zetten. Vandaar dat, nu we er toch waren, in de weer waren om het terras te voorzien van een frame met tentdak. Ik neem de hamer maar weer over en onder brabbelend commentaar jaag ik het stalen kleinood met een paar fikse klappen de grond in. Ik had geluk dat ik dit gaatje kon vinden. Mijn oma heeft namelijk de schrik van de gemeente Altena in haar achtertuin liggen: tuintegels. Niet alles is betegeld, maar ze heeft toch een paar fikse plateaus met enkel stenen en tegels.
Het aan de Nederlandse taal geschonken woord Tuintegeltaks lijkt nu een soort zombiebestaan te lijden. Eens in de zoveel tijd steekt het zijn hand uit het ondiepe graf, gretig omhoog gehouden door een politicus, om te laten weten dat hij nog niet helemaal gestorven is. Mijn oma vreest de tuintegeltaks. Ouderen zijn sowieso het kind van de rekening met de weigering van de grootverdienende pensioenfondsen die weigeren om deze te herindexeren. Mijn oma is bang dat als de zombie, excuseer, tuintegeltaks, daadwerkelijk wordt ingevoerd ze veel meer moet gaan betalen. Er zijn gelukkig ook nog andere geluiden te horen die niet enkel lijken op geldgraaierij. Maar die, na enig nadenken, van hetzelfde onzinnige kaliber zijn. In plaats van een belasting zijn partijen bijvoorbeeld voor het belonen van mensen die een regenton in de tuin zetten en zo voorkomen dat een grote hoeveelheid regen in de tuin komt. Maar de meest hilarische vind ik, persoonlijk, de tuinadviseur.
Een gemeenteambtenaar die gratis en voor niks op aanvraag langskomt om te vertellen hoe de tuin beter ingericht kan worden om de wateroverlast in te perken. Want volgens de partij in kwestie is het beter om mensen te adviseren dan om ze te beboeten. Het klinkt als een goed plan, maar wanneer je na gaat denken heeft het een paar flinke gaten. Zo is niets gratis, alleen de zon gaat voor niets op, tot er daar belasting over geheven gaat worden. En wanneer die ambtenaar langs komt zal het net zoiets zijn als een bezoek aan de tandarts. Je poetst je tanden nooit, maar toch speel je de vermoorde onschuld wanneer je bij een controle te horen krijgt dat het vaker zou moeten. Zo zal het ook gaan met die adviseur die je tuin, ongetwijfeld, zal willen veranderen in een groene oase. Mijn oma is daar dan weer wel een voorstander van. “Maar als dat zou moeten mogen ze mijn tuin ook komen onderhouden. Of zie je mij al op mijn leeftijd nog bukken om onkruid te wieden?”