Het besluit om het schoolplein van de nieuwe brede school in Sleeuwijk niet te omheinen betaalt zich meteen terug. Met hangjongeren. Ik heb zelf het hangjongere-gen nooit gehad. Ik hing liever op de bank dan met leeftijdsgenoten. Blijkbaar is het hebben van dit gen de oorzaak dat je, als jongere, midden in de winter bij welk soort weer of temperatuur dan ook je ouderlijk huis verlaat en gaat rondhangen.
Omdat ik het nooit geweest ben is wat daar gebeurt mij een raadsel. Mijn afstandelijke observaties hebben in elk geval vastgesteld dat de hele leefstijl niet compleet is zonder een overvloed aan energiedrank, al dan niet aangevuld met alcohol. Het meebrengen van scooters is een pré, en je bent geen echte hangjongere als je geen prijs stelt op “muziek” die nog slechter klinkt door de blikken luidsprekertjes van een merktelefoon. Zo rond november is die muziek niet meer te beluisteren omdat het moment is aangebroken je illegale vuurwerk in te zetten en flink te knallen.
Hangjongeren zijn aanwezig van het schemerduister tot het diepste donker van de avond. En al wat rest in de ochtend zijn vernielingen. Dezelfde vernielingen waarmee het schoolplein nu te maken heeft. Omdat we het geloof in vampiers en reuzen hebben verloren valt het enkel toe te schrijven aan puberende poltergeisten die zich blijkbaar vervelen. Omdat ze zich vervelen worden er vernielingen aangericht. En dat vind ik dat de grootste kolder. De eerste les die een kind krijgt is dat hij dingen niet stuk mag maken.
Mijn neefje, die vorige week zijn eerste verjaardag vierde, krijgt deze waarschuwing meerdere malen per dag. Vooral wanneer hij in zijn kruipende en grijpgrage bui naar planten, afstandsbedieningen en telefoons grijpt. Kijken mag, gooien niet. Maar deze jongeren zijn hun eerste jaar allang gepasseerd en strooien glas in de zandbak voor de kleuters. Dat is niet de daad van ontdekking of verveling, dat is een bewuste poging tot verminking. Als ik een vergelijkbare daad zou doen had ik op de voorpagina van deze krant gestaan met een donderende strafeis van de Officier van Justitie als begeleidende titel.
Maar omdat het nog “kinderen” zijn zijn we bereid te vergeven dat ze de gevolgen niet zien dat gebroken glas en gravende kinderhanden geen goede combinatie zijn. En zo krijgt het beeld van de Nederlandse jeugd weer een knauw. Toen mijn broertje een tiener was vond hij een portemonnee. Met moeite wist hij de eigenaar te achterhalen en bracht de portemonnee netjes terug.
Hij had verder niets gedaan, geen geld eruit gehaald, geen passen meegenomen. In eerste instantie baalde hij dat hij geen beloning kreeg, maar dat werd dubbel en dwars goedgemaakt toen er ineens een brief op de mat lag. Die brief bevatte niet alleen een beloning, maar ook de boodschap dat de eigenaar weer een beetje hoop in de jeugd had omdat hij zijn spullen netjes en veilig terug had gekregen. Mijn broertje was trots, en ik ook een beetje. Maar achteraf is het jammer dat zo’n brief nodig is.