“Wie lacht niet die de mens beziet?” Aan deze spreuk moet ik nog wel eens denken wanneer ik de mens probeer te bekijken vanuit een perspectief dat niet van de mens is. Hoe vreemd moet het voor een “buitenstaander” zijn om de mens te aanschouwen als één geheel en er dan achter te komen dat er een hele hoop vreemde verschillen zijn. In Syrië moeten de mensen, ondanks het verslaan van het Kalifaat, nog altijd vrezen voor hun leven. Ze weten niet of ze de dag nog wel door komen, en daarna volgt een lange en koude nacht. In noord Afrika staan tienduizenden mensen te trappelen om de kusten van Europa te bereiken, voor hen een ongrijpbaar paradijs. En hier in Europa zijn we bang voor hen, maar vooral voor onze eigen regering en de stijgende zorgkosten.
Ik was vroeger dol op die ruilprogramma’s als “Jouw Vrouw Mijn Vrouw” televisiebagger van de bovenste plank. Maar vermakelijk. Een moeder, ruilde voor twee weken van plek met een andere moeder. En uiteraard had de redactie van het programma haar uiterste best gedaan de mix niet te laten kloppen. Een anti-sporter bij een gezin dat niets anders deed dan de hele dag racefietsen. Een moeder die haar dochter pamperde werd in een huishouden geplaatst waar de kinderen een soort kleine bedienden waren. Zo zagen de vrouwen in kwestie het leven van een andere kant. Een televisieprogramma in deze tijd zou ook interessant zijn. Een Syrisch gezin dat ruilt met een gemiddeld Nederlands gezin. Het zou komisch zijn als het niet zo bloedstollend gevaarlijk was. Ik denk dat die Syriërs om de een of andere reden niets van onze problemen zullen snappen.
Ze zouden, denk ik, willen dat ze zelfs maar kans maakten op een zorgverzekering. Maar het meest vreemde zullen ze toch wel vinden dat wij buskruit de lucht in knallen. Dat het geluid waarvoor zij gillend wegduiken wij weer maken voor de lol. Dat wij voor één nacht in het jaar heel Nederland verklaren tot oorlogsgebied en genieten van het vuurwerk. En dan dat wij op de helft van de nacht beginnen te tellen, elkaar juichend in de armen vallen, de champagne laten klinken en dan verklaren dat het volgend jaar beter gaat worden. Vooral dat laatste, dat het beter gaat worden. Hoe vreemd is het om op een vastgezet tijdstip, op een vastgezette dag te bepalen, te eisen, dat het nieuwe jaar niet gaat lijken op het oude jaar? Alsof wij daar een hand in hebben. Als er iets is wat wij geleerd zouden moeten hebben is dat wij, persoonlijk, geen invloed hebben op het geluk of het welzijn.
We waren niet in staat orkanen tegen te houden, of aanslagen, of gif in de eieren en het water. En nu, op de eerste januari van het nieuwe jaar nemen we ons voor dat het voorbij is. Alsof alle ellende van het oude jaar ineens verdwenen is. Geen #metoo meer, geen misbruikschandalen en geen oorlog. Alsof iemand met een hogere macht daarnaar luistert omdat wij denken dat zo te kunnen bepalen. Omdat wij dat willen? En dus denk ik nieuwjaar wanneer ik ze zie, de veelal valse beloftes en voornemens die elk jaar geen stand houden: Iedereen de beste wensen, en probeer niet te lachen.