‘Heb jij ‘m al binnen?’ Vraagt mijn moeder, ik knik. Dezelfde vraag is mij al gesteld door mijn oma en mijn overburen. Ik heb ‘m inderdaad al binnen, de huurverhoging van dit jaar. Het is maar 2,25 procent, maar dat is voldoende om de maandelijkse betaling over een voor mij psychologische grens te duwen. Vorige jaren was het anders, toen kreeg ik een verhoging van maar liefst 4 procent. Nu lijkt dat niet veel, maar over een bedrag van enkele honderden euro’s kan dat snel oplopen.
Deze verhoging was nodig omdat een paar heren uit de randstad hun huur corporatie zagen als een prestigeobject en deze langzaam leeg begonnen te zuigen. Bonussen, dure auto’s en projecten waar zelfs een normaal investeringsbedrijf zijn handen en kapitaal niet aan zou branden zorgden ervoor dat toen de crisis intrad de hun toevertrouwde organisaties zich op zwart zaad terugvonden. In allerijl moesten niet alleen de corporaties schoon schip maken; ook in de rest van het land moesten huurders bijspringen omdat een paar idioten niet met geld en verantwoordelijkheden om konden gaan.
Deze zogenaamde zonnekoningen werden wel voor de rechter gedaagd, maar dat loste de problemen niet op. Het kabinet zag ook zijn kans schoon om de woningmarkt uit het slop te trekken. Wanneer een huishouden boven een bepaald bedrag aan inkomsten had werd de huur verder verhoogd. En meer dan de onderlaag van 4 procent. Zij hoopten daarmee dat deze mensen, die de sociale huurwoning bezet hielden, zouden doorverhuizen naar een koopwoning. Laten we in elk geval eerlijk zijn; de sociale huur is in deze tijd alles behalve sociaal. De maximale huur is voor velen onbetaalbaar en er zijn genoeg mensen die wel door willen naar een koopwoning maar tussen wal en schip belanden. Die een te hoog inkomen hebben om in een huurwoning te mogen wonen, maar te weinig om particulier te gaan huren, of een hypotheek aan te kunnen vragen voor een passend huis.
Persoonlijk zou ik graag een huis kopen. Maar mijn inkomen staat niet toe dat ik met een hypotheek op meer kan rekenen dan een kleine garagebox. En met stijgende huren, en huren en leven in het algemeen, is het natuurlijk lastig om maandelijks een bedrag vrij te maken en te sparen. De ouders van mijn overbuurvrouw waren in 1953 de eerste bewoners in de toen net opgeleverde huizen en de huur bedroeg toen een zeven gulden vijftig per week. Omgerekend naar huidige maatstaven, inclusief inflatie, is dat ongeveer zevenentwintig euro. Honderd en acht euro per maand! Mijn nieuwe huurprijs is bijna vier keer zo veel! Ik kan het gelukkig betalen, maar als een heel gezin van mijn budget moet leven gaat het heel lastig worden. Een beetje sikkeneurig rekende mijn oma uit wat ze betaalde toen ze een kleine vijftien jaar geleden in haar bejaardenhuisje trok en wat ze nu betaalt. Ze vindt de mensen van de huur corporatie maar geldwolven. Maar met rekenen, doorrekenen en herrekenen kom je nergens. Of zoals zij het zei: “onderaan staat dat je het kunt melden als je bezwaar hebt. Natuurlijk heb ik bezwaar! Maar het is niet dat ze er iets mee gaan doen, want zij zijn groot en jij bent klein!”