De vlag ging bijna uit. Verbazing en opwinding alom vorige week toen de visienota bekend werd. Daarin staat dat er een directe verbinding tussen Utrecht en Breda gewenst wordt. Het enthousiasme was niet van de lucht. Dit zou namelijk betekenen dat er een treinverbinding zou komen. En bij een treinverbinding hoort een spoor. En bij een spoor hoort een station. En misschien dat zo’n station in Altena zou kunnen komen?
Ik was er persoonlijk van overtuigd dat alles al in kannen en kruiken was. Tot een paar jaar geleden dan. Er werd al zo lang gepraat over een spoorverbinding tussen de belangrijke steden in het midden en zuiden van het land dat het er bijna al lag. Of zo dacht ik. Tot ik de plantekeningen voor de A27 bekeek op fort Altena. Er waren bruggen ingetekend. Extra rijstroken. Geluidswallen.
Maar geen spoortje van een spoor. Een van de andere kijkers keek net als ik, verbaasd, en vroeg of er een spoor was? En dan waar het was. De vrouw die ons hielp zei, een beetje meewarig, dat dit niet in de planning stond. Een vreemde boodschap voor iemand die weet dat het spoor al even lang wordt besproken als de verbreding van de A27. Zo niet langer.
Maar laat ik eerlijk zijn; een spoor betekent voor mij eigenlijk niets. Het enige waar ik in geïnteresseerd ben is het prestige wat het kan opleveren. Ik heb al vaker geschreven dat mijn wens is dat het westen van Altena stevige economische activiteiten krijgt. De poort naar Brabant, of de Randstad. En een treinspoor met station is daarvoor een goede aanjager. En voor de scholieren en werknemers die naar Breda of Utrecht moeten is het natuurlijk ook makkelijk. Treinen staan, anders dan bussen, zelden in de file.
Ik zal er echter niets mee hebben, en waarschijnlijk ook niets mee doen. Ik heb een auto en een hekel aan het openbaar vervoer. De planning en zenuwen rond het nemen van een bus maken mij al misselijk. Ik heb een keer in een bus gezeten naar de verkeerde uithoek van Dordrecht en weet tot de dag van vandaag niet helemaal hoe ik dat voor elkaar gekregen heb. Toen ik een keer in Utrecht was ben ik twintig minuten voor het vertrek van de bus al naar de halte gegaan om er zeker van te zijn dat ik a) het juiste vertrekpunt had. En b) niet te laat was om mee te rijden.
Mijn laatste keer in de trein was een ramp. In de spits tussen de scholieren op een trap. Of een krakerig klapstoeltje waar ik zeker van was dat het zou breken onder mijn gewicht. Of het jagen door het voertuig op zoek naar een vrij plekje. Ik vervloekte de hele onderneming en bezwoer de keer erop met de auto te gaan. En dat is naar Amsterdam, de plaats waar je een tweede en derde hypotheek nodig hebt om je auto te kunnen parkeren! Maar de volgende dingen zijn waar: wanneer je met de auto rijdt ga je op de tijd die jou uitkomt! Vertrek je van een plek waar je bent. Niet van een plek waar je eerst naartoe moet (station). Ga je naar een plek waar je moet zijn, niet waar je aankomt voor je naar de plek gaat waar je moet zijn.
En bovendien heb ik in mijn eigen auto nog nooit hoeven zoeken naar een zitplaats, laat staan dat ik op de trap heb hoeven zitten.
Maar laat ik duidelijk zijn; ik hoop dat het spoor er komt en een goede economische stimulans zal zijn voor de nieuwe gemeente. Zo lang ik maar niet met de trein hoef.