Na een jaar Altena. Een jaar politiek onheil is het tijd om de eeuwige klagerij opzij te schuiven voor de kerstgedachte. En die gaan bij mij altijd uit naar mijn tante.
Deze tante schreef columns voor een lokale krant. Maar ze leed ook aan een vreselijke ziekte. Een van haar laatste columns noemde ze Heilig Gif. Een verwijzing naar de chemokuur die ze slaafs moest halen als was het een overgave aan het geloof. In die column vroeg ze zich af of ze iemand een zalige of een vrolijke kerst moest wensen.
Het maakte voor mijn tante weinig uit. Zij had geen vrolijkheid of zaligheid. Ze bracht haar laatste kerst door in het ziekenhuis. Voor haar was er geen familie rond de kerstboom. Er was geen fondue of gourmet. Geen kalkoen of wijn. Ze was niet gelovig, maar zelfs als ze dat was geweest was er voor haar ook geen kerstdienst in een kerk. Het enige wat ze had was een onpersoonlijke ziekenhuiskamer. Een infuus dat haar volgde waar ze ging. En een wand behangen met kaarten en steunbetuigingen.
Met kerst geloven we graag in wonderen. Of we nu het kindeke Jezus gedenken of niet, iedereen wil een zoetsappig kerstverhaal. Men kijkt naar films en reclames waarin alles goed komt. Waar warmte, verbinding en gezelligheid centraal staan. Het vlees cremerend op loeihete platen denken we er liever niet aan. Maar het is niet vanzelfsprekend.
Er zijn mensen, zoals mijn tante, die niet feesten met kerst. Die wachten, hopen nog een keer een kerst mee te mogen maken. Die in ziekenhuizen, hospices en verpleeghuizen liggen. Er zijn ook mensen die voor hen zorgen. De werkelijke helden van de kerst. Zij die familie achterlaten om paraat te staan voor mensen die leven in onheil en slechte tijden.
En zij zijn niet de enige. Er zijn ook militairen die thuis niet aanschuiven omdat zij hun plicht voor onze vrijheid vervullen. Dichtbij of ver over zee. In levensgevaarlijke situaties. Agenten die de straten veilig houden. Brandweerlieden die de kerstbomen blussen.
Juist voor die mensen een vrolijk of zalig kerstfeest.