Deel 1
Wat is AI?
Kunstmatige Intelligentie. Twee woorden. Kunstmatig; oftewel, gemaakt. Kunstmatig is op de een of andere manier niet echt. Het onechte is echt gemaakt. Nu kan je over kunstmatig ook een hele discussie voeren. Een plastic tulp is natuurlijk kunstmatig. Het is niet natuurlijk gegroeid. Het heeft de kleuren van een tulp, maar bij het oppompen van de olie. Het kraken van deze olie, het vormen van plastic en uiteindelijk het weer in vorm maken van dit plastic en kleuren zijn mensen en machines betrokken geweest.
Maar een echte tulp komt ook niet zomaar uit de grond zetten. Om de mooie kleurencombinaties te krijgen zijn handelaren en laboranten in de weer geweest. Ze hebben soorten gekruist, bollen ingespoten met chemicaliën en een boer heeft deze op het juiste moment moeten planten, voorzien van de juiste mest. Om daarna de bloem op het perfecte moment weer te oogsten.
Als je het zo bekijkt is de tulp, en een hoop andere bloemen en gewassen, ook niet het gevolg van een natuurlijk proces. Maar, uiteraard, wel natuurlijker dan een plastic bloem. Waar gewassen en bloemen worden verkregen door proberen en falen zal het plastic meteen de juiste vorm hebben, en met verf de juiste kleur.
De plastic tulp is van top tot teen ontworpen, terwijl bij een echte tulp nogal wat geluk en meer wijsheid komt kijken.
Laten we dit deel dus afsluiten met het idee dat kunstmatig iets is waar de maker van begin tot het eind controle over heeft. Dat die een visie heeft en die zonder al te veel moeite vorm kan geven. En waar geen enkele vorm van geluk of natuur bij komt kijken. Alles is gepland en berust niet op proberen en falen.
Dan het tweede woord: intelligentie. Dit is eigenlijk lastiger te duiden. Wanneer je het hebt over intelligentie bij mensen en dieren bedoelt men meestal de mate van slimheid. Een manier om de wereld te begrijpen en daarop in te spelen. Of het nu gaat over de boerenslimheid van de eerder genoemde bloemenboer die weet wanneer de tulpenbollen de grond in moeten en er weer uit. Tot een bollenboos die klakkeloos dertig decimalen van PI kan benoemen.
En dat is voor mensen het geval. We dichten dieren ook een mate van intelligentie toe. Een hond die precies weet waar hij zijn bot begraven heeft. Een kat die weet hoe ze een deur open moet krijgen. Een papegaai die mee kan praten met een telefoongesprek.
Toegegeven zijn dit slimme dingen en kan je ze intelligent noemen. Maar is dat werkelijk wel zo? Er zijn onderzoeken die uitwijzen dat de beslissing van mensen al vast staat voor ze ook maar de keuze hebben gekregen. Er zijn ook onderzoeken die aangeven dat wanneer we een fout maken het brein het al weet voor de bezitter van dat brein zich ervan bewust is.
Maar ook de vraag: waar eindigt intelligentie? Is een spin die weet waar die zijn web het beste kan spannen om veel vliegen te vangen minder intelligent dan de bolleboos? En is die spin dan weer slimmer dan een bijenkorf die zich in de luren laat leggen door een imker die er met hun honing vandoor gaat? En is die imker slimmer dan de boer, de spin en de bolleboos bij elkaar?
Daarom moeten we eerst dit doen: slimheid en intelligentie loskoppelen. Dan kom je uit op een punt dat intelligentie een nog trivialer begrip is dan je aanvankelijk aannam. Want wat hebben alle voorgaande voorbeelden gemeen? Een probleem en het aandragen van een oplossing.
De boer heeft een probleem: hij wil geld verdienen met tulpen. Hij leert daarom hoe hij dat moet doen. Hij leert wanneer de tulpenbollen te planten. Hoe ze te verzorgen en te oogsten. De bolleboos heeft een probleem: hij kent de dertig decimalen achter PI niet. Hij leert deze dus en lost zo zijn probleem op. De hond heeft op dit moment te veel eten en begraaft zijn bot om het veilig te houden. Wanneer zijn voedselvoorraad nijpend wordt graaft hij dat bot weer op. De kat wil ergens naartoe en leert zich aan hoe de deur open moet. De papegaai leert praten, voor aandacht, voor de lol of voor eten en prijzingen.
De spin heeft honger en probeert op de enige manier die hij kent aan eten te komen. De imker wil honing verkopen. Hij plaatst daarom een korf en leert zich aan hoe hij de bijen moet managen. En bijen hebben eten nodig voor hun korf. Ze maken de honing uit de bloemen in de buurt van de korf.
Intelligentie is dus het herkennen van een probleem en het oplossen daarvan. Een reactie op een actie.
Hiermee zou je kunnen zeggen dat de simpelste automatische probleemoplossingen een vorm van kunstmatige intelligentie zijn. Een duiker bijvoorbeeld; wanneer het water aan de ene kant hoog staat is de duiksluis gesloten om te voorkomen dat het water naar binnen loopt. En bij laag tij kan het water uit het achterland van de duiker de rivier in stromen.
Of de heks van Hans en Grietje in het sprookjesbos. Die reageert wanneer iemand aan haar tuinhekje komt. Iemand zit aan de klink, dat is een probleem en een heel systeem reageert daarop. Het deurtje schuift open, de bekende zin “knibbel knabbel knuisje…” klinkt en het gezicht van de heks kijkt boosaardig toe vanuit haar peperkoeken woning.
Dit is misschien geen intelligentie in de strikte zin van het woord. Maar het is wel het reageren op een situatie. En het is kunstmatig. De heks en de duiker zijn niet uit zichzelf ontstaan.
Kunstmatige Intelligentie. Het is overal, en het is zo simpel en complex als je het maken wilt.