Vanaf het tweede derde deel van de jaren negentig tot medio 2010 vond er een explosie plaats in de computertechnologie. Internet werd gemeengoed en onder invloed van steeds makkelijker besturingssystemen kreeg ook Jan-modaal het budget, de toegang en de drang om een computer in huis te halen.
Dit werd daarna gevolgd door een computer op zakformaat: de smartphone. Draadloos en bedraad snel internet zorgden ervoor dat men overal toegang had tot zo veel of weinig informatie als hij of zij wensen kon.
Deze sprong voorwaarts was een evolutie die het gevolg was van zichzelf. In de jaren zeventig en eerste helft van de jaren tachtig van de twintigste eeuw waren computers nog logge en dure apparaten. Deze apparaten hadden over het algemeen geen werkomgeving zoals tegenwoordig bekend is. Via commando’s kon men aangeven wat er gebeuren moest.
De meeste mensen waren gewoonweg niet van plan om dit te leren. En al helemaal niet op een apparaat waarvan ze niet heel zeker wisten wat ze ermee moesten. Bovendien kreeg de computer het stigma mee onderdeel te zijn van een sub-cultuur. Deze werden meestal gezien als pubers met bril die op een zolderkamertje, of in een kelder, achter een monochroom scherm plaats namen.
Wat deze figuren in het duister deden bleef een mysterie. Nu was het zo dat sommige spelletjes speelden. Anderen maakten juist deze spelletjes. Sommige kraakten deze spelletjes en een deel hield zich bezig met de werking van de computer.
De omslag naar het gemeengoed worden van de computer kwam door het makkelijker worden van computers. Besturinssystemen van Apple en Microsoft Windows kwamen op de markt. Codes leren en juist intypen was verleden tijd. Met de druk van een knop kon men het scherm bedienen. Daaroverheen kwam het internet. Eerst voorbehouden voor militaire doeleinden en universiteiten. Later kon men thuis een internetlijn nemen.
De mogelijkheden van het internet werden alle kanten op bedacht. Nieuws kon in een paar klikken worden gelezen. Het was mogelijk om met elkaar te bellen. En wie een webcam had kon zelfs kijken! De wereld lag ineens aan ieders voeten.
Maar, zoals ik al zei, was dit uiteindelijk een gevolg van zichzelf. Computers werden toegankelijker, en fabrikanten gingen op zoek naar manieren om deze goedkoper aan de man te brengen. Er kwam een concurrentiestrijd op gang waar men probeerde om een PC zo goedkoop mogelijk te verkopen zonder verlies te lijden. De enige manier waarop dat kon was door de onderdelen van computers goedkoper te maken. Bedrijven gingen met dit hele proces aan de slag; goedkoper produceren van krachtiger onderdelen voor meer mensen.
Vergelijk het met de evolutie van de auto. De eerste auto’s waren nog duur en voor de happy few. De eerste auto van Benz was nauwelijks te herkennen als een hedendaagse auto. Er zat niet eens een herkenbaar stuur op maar een soort wieltje. Pas later werd de auto populair. En dat liep hand in hand met een makkelijkere controle over de wagen in de vorm van een herkenbaar stuur. En het verbeteren van de productietechnieken.
Door de goedkopere apparatuur konden computers al snel hand over hand krachtiger en sneller worden. De wet van Moore, ingediend door Gordon Moore (1929-2023) stelde dat iedere twee jaar het aantal transistors in een systeem zou verdubbelen. Dit vanwege de verbeterde, en goedkopere, technieken. En dit was redelijk consistent tot ruim in de jaren 2000.
De vraag is natuurlijk wat men deed met die verbeteringen. Uiteraard is dit een samenspel tussen de consument en de programmeur. De consument wil zijn ding kunnen doen zonder in fouten te belanden. Iets waar de programmeur voor moet zorgen. Het grootste probleem van elke computer bevindt zich echter tussen het beeldscherm en de stoel. Oftewel: de gebruiker! Wanneer die niet weet waar die mee bezig is kan het voor komen dat die een fout maakt.
Om een persoonlijke anekdote aan te halen; op mijn eerste echte computer met Windows 95 was ik altijd op zoek naar extra ruimte. De spelletjes die ik speelde namen veel ruimte in op mijn harde schrijf. Deze had maar twee gigabyte (2000 MB) aan ruimte dus een spel installeren van 300 MB was al een hele last. Maar ik stuitte op een map die heel veel ruimte innam. En wat in die map zat gebruikte ik toch niet! Als een tuinman tussen het onkruid begon ik deze programma’s en bestanden te verwijderen.
En toen wilde mijn computer niet meer opstarten. Wat bleek: ik had vrijwel alle componenten van Windows weggekieperd. Zo erg zelfs dat Windows opnieuw geïnstalleerd moest worden. Op moderne systemen is dat niet meer mogelijk. Windows beschermt zichzelf tegen deze vorm van terrorisme en zal de gebruiker actief tegenwerken wanneer die aan het systeem gaat rommelen.
Op dit punt in de ontwikkeling zijn we ook aangekomen op een punt dat Kunstmatige Intelligentie een sprong kan maken. Niet langer gehinderd door gebrek aan rekenkracht en geheugen konden steeds meer parameters tegelijk in een programma worden gestopt. En al die parameters vormden samen de AI in een computerspel. Door steeds meer voorgeprogrammeerde parameters in te bouwen werden de gedragingen van tegenstanders beter en realistischer.
Dat komt heel zichtbaar tot uiting in het simulatiespel: the Sims. In het eerste deel was het nog mogelijk om een Sim het heft in eigen handen te laten nemen. Een Sim moet namelijk voldoen aan bepaalde behoeftes. Worden die behoeftes niet vervuld; dan worden ze chagrijnig en kunnen ze zelfs sterven! Maar wanneer een Sim, een beetje, voor zichzelf mag zorgen dan zullen ze bepaalde beslissingen maken om hun behoeftes tegemoet te komen.
Wanneer een Sim naar de WC moet zal ze, als het mogelijk is, gaan. Heeft ze honger dan zal ze proberen eten te vinden. Als hen iets echt niet zint dan zullen ze protesteren. De behoeften zijn duidelijk zichtbaar, en de reacties daarop ook. Dat is de AI aan het werk.
Nu is AI natuurlijk niet alleen toe te passen in computerspellen of besturingssystemen. Er zijn tientallen, zo niet duizenden of miljoenen andere toepassingen waarvoor AI kan worden ingezet. En nu gaan we langzaam richting het AI wat vandaag de dag wordt bedoeld.