Oudejaarsavond voelde ik me niet lekker. Ik zat al een dag thuis met koorts, en nu keek ik met hoesten en longen die klonken als een espressomachine naar de televisie. Niet met familie, maar alleen. Mijn katten waren naar stille plekken gevlucht, bang voor het vuurwerk. En ik moest mezelf zien te vermaken. Geen Monopoly, maar televisie onderbroken door knallen. Van de oudejaarsconferences heb ik niet zo kunnen genieten als normaal. Als ik moest lachen verging ik in een adembenemende hoestbui.
Gelukkig verging het lachen voor het einde van de avond. Terwijl de familie via de app contact onderhield met elkaar over het naderende einde van het jaar kreeg ik een melding dat Betty White was overleden. Ik had weinig met Betty White. Ik weet dat ze haar bekendheid verwierf met Golden Girls. Maar ik kende haar vooral van de bijrollen in andere series.
Zo deed ze mee in de, mislukte, Amerikaanse versie van Benidorm Bastards. En speelde ze met verve de rol van professor Bauer in Community waar haar gekheid verklaard werd door het drinken van haar eigen plas om te overleven. Hoe ze tijdens de aftiteling glimmend tussen twee van de personages van de serie in zit gaf aan hoe leuk ze het eigenlijk vond. En toen was ze al ruim in de tachtig. Maar verder… Betty White was gewoon iemand die er altijd was. Ze bestond. Net als de Britse Queen, het paleis op de dam en het fietsbrugje bij Werkendam.
En nu was ze dood. Een goede afsluiter voor het jaar; je weet zeker dat het een rotjaar was als zelfs onsterfelijken er de brui aan geven. Het voelt vreemd anders aan wanneer iets dat er altijd was er niet meer is. Net als het brugje een paar jaar geleden voor onderhoud was verwijderd. Alsof de poort naar Werkendam ineens was weggetoverd.
Ik heb eerder al geschreven dat dit een gevolg is van onze tijd waarin iedereen met iedereen verbonden is. Vroeger kende je niemand van buiten je dorp of stad. Misschien kende je de naam van de Paus en de koning. Maar je wist niet hoe die eruit zag, of klonk. Maar nu ken je de gezichten, verhalen en stemmen van mensen die aan de andere kant van de planeet wonen.
Een paar weken later was ik aan het werk en kreeg ik een melding op mijn telefoon. Meat Loaf was overleden. Dit raakte mij harder dan Betty White. Misschien omdat ik met hem, marginaal, meer had dan met de Golden Girl van weleer. Ik leerde zijn muziek voor het eerst goed kennen toen ik onder de douche stond met een doucheradio. Ik kende het nummer Paradise By The Dashboardlight al wel, maar hoorde het toen voor het eerst bewust.
Daarna ben ik meer naar Meatloaf gaan luisteren. Als iemand met overgewicht had ik een soort band met hem. Ik was dan ook een beetje teleurgesteld, en verraden, toen hij bij Jensen! op kwam dagen en flink was afgevallen.
Niet dat het deerde voor de muziek. Ik kon meerdere nummers van hem meezingen. “Paradise” was niet mijn favoriete nummer. Het nostalgidramatsiche “Objects in the rear view mirror” vond ik qua compositie en verhaal veel mooier. En de “Bat out of hell” was veel ruiger. Meatloaf leidde mij met horten en stoten uit mijn bekrompen muziekwereld. Acda en de Munnik, Queen, Kinderen voor Kinderen, Yanni en daar kwam nu Meatloaf bij. Eerst verafschuwde ik rockmuziek met wilde gitaren en bassen. Maar langzaam begon ik ze te waarderen en zelfs onmisbaar te vinden voor een goede muziekcompositie.
Dankzij Meatloaf ben ik eclectisch geworden. Geen vaste muzieksmaak. Het ene moment wil ik kalm. Dan wil ik weer ruig en het volgende moment een verhalend nummer. Meatloaf stond bij mij aan het begin van een lange reis van ontdekkingen in de muziek die nog tot vandaag voortduurt.
Steeds als ik een van zijn nummers hoor heb ik de neiging om het jongetje uit de “Sixth Sense” na te doen. Deze ziet spoken en verwoord dat tegen Bruce Willis als: “I see dead people.” en ik kan ze nog horen. Gelukkig maar.