Kerstverhaal 2010
(De bijbel)
Het oude boek stond zuchtend en steunend in de kast. Jaar in jaar uit hetzelfde ritueel.
Als de koude buiten tegen de ramen van het huis drukte en de heerlijke geur van dennennaalden met die van vers gebraden vlees en gekookte soep de atmosfeer binnen veranderde in een feest was het weer tijd voor het boek.
De vader van het huisgezin nam het dikke, in leer gebonden boek ter hand na het hoofdgerecht en nam het mee naar de eettafel waar hij de gemerkte pagina’s opensloeg.
Dan begon hij te vertellen, de woorden die het boek zo goed kende, en de kinderen en moeder de vrouw ook. Dit gebeurde elk jaar, en dat was het moment waar het boek elk jaar naar uit keek.
De rest van het jaar stond hij namelijk stil, in de boekenkast tussen Beckman Thea en Christi Agatha ingeklemd. Om alleen op de 25ste december van zijn plank gelicht te worden. De Bijbel was niet boos en was zelfs blij met zijn lot. Als hij zag hoe de vrouw de af en toe met chipsvlekken en chocoladedruppels besmette “Christi Agatha’s” terugbracht en met een verveelde zucht op de juiste plek neerzette wist de Bijbel weer dat hij speciaal was.
Hij deed ieder jaar eenmaal dienst, maar die ene maal bracht altijd lichtjes in de ogen van de kinderen en de stem van de vader des huizes die het verhaal zo mooi vertellen kon. Daar konden geen duizend Agatha’s tegenop.
Het was weer zover, de Bijbel ging nog even na of de regels van het wonderlijke verhaal nog goed op zijn oude papier stonden, of ze nog goed vastzaten en liep zenuwachtig de ontelbare andere pagina’s na. Die waren ongelezen, en zouden ook niet gelezen worden, maar wie weet zou de vader nu een ander verhaal willen horen. Mensen waren vreemde wezens.
De geuren vulden het huis en deden de kaft van het boek haast trillen van verwachting.
Maar de vader kwam niet. Wel hoorde de Bijbel hoe de vader het verhaal voorlas.
Zijn verhaal! Het klonk door de kamer in de kast.
Wist de vader het verhaal inmiddels uit zijn hoofd, misschien?
De Bijbel wilde dat hij naar voren kon leunen, om de Beckman Thea’s heen kon kijken en zien wat de vader aan het doen was.
De Bijbel bleef hopen dat de vader zijn hulp op een bepaald punt nodig moest hebben, want zo’n wonderlijk verhaal kende je niet uit je hoofd.
Maar de vader kwam niet, hij las het verhaal woord voor woord, in volmaakte perfectie.
De Bijbel was als verstijfd, zelfs toen de etensgeuren al dagen weg waren, de denneboom door de kinderen van het gezin in triomf naar buiten werd gevoerd voor het oudjaarsvuur, en toen de geur van dat vuur vermengd met die van kruitdampen weer naar binnen kwam had de Bijbel het antwoord nog niet gevonden.
Pas halverwege januari kwam hij achter de afschuwelijke waarheid. De moeder van het gezin kwam op een van haar vrije dagen naar de kast toe gelopen en begon verschillende boeken in een doos te stoppen.
Zachtjes neuriënd haalde ze reeks voor reeks weg en deed die in de door een bananenfabrikant versierde opslagruimte.
‘De technologie heeft jullie ingehaald, jongens.’ Zei ze op een gegeven moment vrolijk.
De Bijbel werd op dat moment van zijn plek gelicht en zag dat de moeder een hoofdknikje gaf naar de koffietafel.
Een zwart apparaat lag op het geverniste hout en blonk in de binnenkomende winterzon. Maar in het midden was het niet zwart, het gaf licht en verschillende beelden.
De Bijbel snapte dat de vader van dat apparaat af moest hebben gelezen hoe het verhaal ging, en hij was diep bedroefd.
Hij stond jaren in een kast, en dat... ding had zelfs het recht op de koffietafel te komen. Het was veel kleiner, glinsterde mooier. Hij kon zich voorstellen waarom ze het verkozen boven een oude, versleten bijbel.
De doos werd gesloten en pas weer geopend in een schemerige ruimte met een flakkerend licht.
‘Alles erin dan maar, we hebben die meuk al genoeg in de winkel.’ Zei een rauwe mannenstem.
De doos werd opgetild en omgedraaid, met een plof kwamen de verschillende reeksen, en de Bijbel, op een lopende band.
De Bijbel had alle hoop verloren en werd nu van zijn laatste beetje hoop beroofd. Aan het einde van de band stond een zengende oven. Vlammen likten aan de spullen die erin werden getransporteerd. Boeken, tekeningen, fotoalbums.
‘Dit is het dan.’ Dacht de bijbel. ‘Van as tot as...’
Ineens werd hij van de band gelicht door een oude man. Die keek naar de Bijbel door zijn brillenglaasjes en grinnikte. ‘Ik heb altijd een bijbel willen hebben, een echte.’
Daarna wendde de man zich tot de persoon die de doos had geopend.
‘Frank, wat had je gewild voor dit boek?’
‘Het lag op de band voor een reden, Joop. Maar je mag het hebben voor een tientje.’
Joop spuugde van verontwaardiging.
‘Vrek, het lag al op de band en bijna in de oven. Voor die prijs had ik het net zo goed kunnen laten verassen.’
‘Wat wil jij er dan voor betalen?’
‘Euro.’
‘Wie is hier nu de vrek.’ Maar Frank ving de munt behendig op.
De bijbel had een nieuw thuis. En had het druk. De man las elke avond een paar bladzijden. Meestal van pagina tot pagina, maar ook wel eens naar andere verhalen. Omdat het dan een speciale dag was. De Bijbel was in zijn nopjes, niet alleen het hele bijzondere verhaal was geliefd. Elk verhaal vond de man bijzonder en leuk.
Maar de man werd ouder, en op een dag opende hij de Bijbel niet meer. Toen de zoon van de man in een zwart pak alles wat in het huisje van de man had gestaan begon in te pakken in grote, weer door een bananendistributeur voorziende dozen, verpakte dacht de Bijbel dat zijn lot bezegeld was.
Maar de zoon pakte hem en bekeek hem aandachtig.
‘Pa vond dit het mooiste boek.’ Zei hij langzaam. De zoon bladerde de eerste pagina’s door en werd ineens opgewonden.
Ineens ging alles heel snel. De Bijbel wist niet waar hij was of waar de zoon hem naartoe had gesleept tot hij plots op een tafel lag. Mooi schoon geschrobd.
Felle lampen en tientallen mensen keken toe hoe een onbekende man de Bijbel open klapte en aandachtig naar de eerste pagina’s keek.
‘Ja, ja.’ Zei de man aandachtig. ‘En je vader had dit gered van de verbrandingsoven?’
‘Klopt.’ Zei de zoon, die trots als een pauw naast de man zat.
‘Dat is maar goed ook, dit is een oude bijbel. Minstens tweehonderd jaar en in perfecte staat. Zie je die gravures? En die etsen?’
De Bijbel luisterde zelf ook geboeid naar wat de man te zeggen had over hem.
‘Maar je wilt natuurlijk weten hoeveel het waard is.’ Zei de man met een alwetende glimlach tegen de zoon.
Die probeerde niet al te gretig te knikken.
De man noemde het bedrag en de Bijbel had daar en op dat moment rustig willen verassen, zo veel schrok hij van zijn eigen prijs.
Nooit meer zag de Bijbel stof, een boekenkast werd een vage herinnering.
Nu lag hij achter glas en elke dag keken er mensen bewonderend naar hem of maakten foto’s. Drie maal daags vertelde een gids alles wat het boek te bieden had. Maar niemand sloeg hem open.
Slechts eenmaal per jaar maakte de curator van het museum zijn vitrine open om hem naar de bekende pagina toe te bladeren.
Maar de Bijbel was niet boos of bedroefd over zijn lot. Want hoe mooi mensen zijn buitenkant ook vonden. Hij wist dat hij van binnen nog veel mooier was, en dat die mooie, wonderlijke verhalen duizend maal meer waard waren dan hij zelf was.
Einde